Een Grieks woord, tegenstelling van autochthoon. Men gebruikt het voor grond, maar ook b.v. voor bevolking, aldus: autochthoon = te zelfder plaatse ontstaan, opgegroeid; allochthoon = elders gevormd, ontstaan; dan verplaatst en afgezet.
In Ned. zijn de bestanddelen der rivierafzettingen allochthoon, komen van O. of Z. Liggen de afzettingen eenmaal, dan veranderen ze autochthoon, zoals b.v. kweldergronden kalk verliezen. Veen is steeds autochthoon.