Naam voor kniptorren, fam. Elaleridae, waarvan de larven, koperwormen of ritnaalden genoemd, op bouwland plaatselijk zeer schadelijk kunnen worden.
Twee soorten zijn algemeen t.w. A.lineatus L. en A.obscurus L. De eieren worden in de grond afgezet; de larven zijn slanke, rolronde, goed gesegmenteerde wormen, lichtbruin van kleur en glimmend. Zij hebben drie paar borstpootjes en een goed ontwikkelde kop. Hun groei is langzaam, zodat zij ongeveer 4 jaar voor hun ontwikkeling nodig hebben. Aanvankelijk leven zij van detritus, eerst later tasten zij de wortels van tal van planten aan. Bijzonder schadelijk worden zij voor mais, bieten en granen, terwijl aardappelen, erwten en vooral vlas er minder van te lijden hebben. Bestrijding is moeilijk. Wanneer men ritnaaldenschade vreest, moet men een minder gevoelig gewas uitplanten, b.v. voederaardappelen, die weliswaar niet onaangetast blijven, maar die weinig of geen opbrengstvermindering te zien geven.
In bietenvelden kan men met succes tussen de rijen b.v. een rij haver zaaien. De jonge haverplantjes dienen als vangplanten en worden weggeschoffeld als de bietenplanten ver genoeg ontwikkeld zijn om ondanks de ritnaalden door te groeien. Bodembehandeling met HCH is mogelijk gebleken, mits men hierna geen voor menselijke consumptie bestemd gewas verbouwt.