Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Agave

betekenis & definitie

heet een plantengesl., behorende tot de fam. der Amaryllidaceae, dat uit talrijke soorten (ruim 270) bestaat, die alle in meer of mindere mate van belang zijn als bladvezel-leverend gewas (sisal). De voornaamste soorten zijn wel: A.cantala ROXB., A.sisalana PERRINE en A.fourcroydes LEMAIRE.

Vanuit Centr.-Am., de bakermat van de meeste agavesoorten, is de a. als cultuurgewas over het gehele trop. en sub-trop. gebied verbreid. Hij is op vele plaatsen verwilderd. Doorgaans vormt de a. een korte tot zeer korte stam, waaruit naar alle zijden lancetvormige, groene tot lichtgroene, 1 à 2 m lange, taaie, vlezige bladeren tevoorschijn komen. De bladeren bezitten aan het eind een stekel, terwijl, bij vele soorten ook langs de bladrand gebogen stekels voorkomen. De a. stelt over het algemeen weinig eisen aan de vruchtbaarheid, het vochtgehalte en de structuur van de grond, hoewel ze dankbaar is voor voldoende kalk en organische stof in de grond.

Afhankelijk van de groeivoorwaarden vormt de plant na 5 à 10 jaar een forse bloemstengel, vaak tot 3 m hoog. Hieraan verschijnen spiraalsgewijs ingeplante zijtakken, waaraan de bloemen ontstaan. Over het algemeen ontwikkelen de bloemen zich volledig, stuifmeelvorming heeft overvloedig plaats, doch zaadvorming komt bij de cultuurvormen zelden voor. De voortplanting geschiedt dan vegetatief. Nadat de bloemen zijn afgevallen ontwikkelen zich de, in de oksels van de zijtakken verspreid over de bloemstengel, ingeplante knoppen tot jonge plantjes of bulbillen. Voorts kunnen zich ook nog jonge plantjes ontwikkelen in de bladoksels.

Naast deze bulbillen plant de a. zich ook voort door worteluitlopers of ‘suckers’. Bij ondernemingscultuur van a. maakt men van bulbillen of suckers gebruik, nadat deze op speenbedden tot een grootte van 60 cm zijn opgekweekt. Men plant doorgaans in rijen, hetgeen het oogsten vergemakkelijkt. Het aantal planten loopt, afhankelijk van het plantverband, uiteen van 6000 tot 8000 per ha. Ongeveer 1½ à 2 jaar na het planten kan men met oogsten beginnen, waarbij men alle bladeren, die een hoek van meer dan 45 met de stam maken, afsnijdt. Afhankelijk van de vruchtbaarheid van de grond duurt de cyclus 4 tot 10 jaar, waarbij om de 6 maanden wordt geoogst.

Door middel van raspadoors (corona’s) wordt het blad van epidermis en parenchymatisch weefsel ontdaan, waarna de vezelbundels in centrifuges worden schoongespoeld en kunstmatig of door wind worden gedroogd. Na het drogen wordt de vezel in balen geperst en is voor verzending gereed. De voornaamste productiegebieden van de agave-vezel zijn Brits O. Afr., Indon. en Mexico (hennequen-vezel).

Vóór de 2e wereldoorlog bedroeg de productie in Indon. gem. 90.000 ton per jaar of 25% van de wereldmarkt. De Java-sisal werd op de wereldmarkt belangrijk hoger gewaardeerd dan de hennequen uit Mexico. In de U.S.A., de voornaamste afnemer van sisal, wordt de sisalvezel voorn, verwerkt tot betere touwsoorten, matten en lopers, de hennequen tot binder-twine. Enige andere soorten van de a. leveren de als Ixtle in de handel bekende vezels. De Congo levert lot nu toe weinig sisal (265 t in 1950). België is nochtans een belangrijke afnemer: 20-30.000 t per jaar.

J. C. FRIEDERICH.

< >