Ben. voor het plantengeslacht zuring, die (vroeger) ook als groente werd gegeten; - ook: zuring(zuur) als poetsmiddel.
Eerst de geit melken, de konijnen voederen, daarna het blik en koper poetsen met zavel en zurkel, STREUVELS 1962, 23.
Pallieter was danig blij, greep al rijdend een handvol zurkel die hij uitzoog, speelde weer een lieken en zó kwamen zij aan het Hofken van Ringen, TIMMERMANS 1966, 15.