1. Bij het vogelschieten: vogelmast, vogelstaak.
Liggende wippen, Gentenaar 1278/1977.
2. Mannelijk lid, penis.
- Zie ook de dialectwdb., o.a. BO en S.
Opm.: In de standaardt. wel: toestel om op en neer te wippen (als kinderspeeltuig).
Sam.: wipschieten, vogelschieten;
- wipschutter, lid van een schuttersgilde, die het vogelschieten beoefent (Gentenaar 30/5/1977).