Smeulen (eig. en oneig.).
Het onraad dat Broeke langs dien kant vreesde, vunsde ... echter op een andere plaats, waar niemand van den Waterhoek het vermoedde, STREUVELS 1964, 105.
Ofschoon somber van ooghoek, pookt hij een vunzend haardvuur op: hij wil het dus toch warm hebben, JONCKHEERE 1967, 115.