Strafbaar feit bestaande uit het doorrijden van een automobilist na een aanrijding, een overtreding e.d.; in de standaardt.: doorrijden (na een ongeluk, een aanrijding enz.); - in de eerste aanh. in meer alg. zin, in toep. op het wegvluchten uit een bep. situatie.
Het is een vluchtmisdrijf en ik had het niet van hem verwacht, WALSCHAP 1975, 114.
De chauffeur die hen aanreed bekommerde zich niet om de gewonden en pleegde vluchtmisdrijf, Nieuwsblad 31/5/1977.
Het aantal ongevallen met dronken bestuurders beliep 32 en de vluchtmisdrijven 89 of 17,3 t.h., Gentenaar 16/8/1977.