Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

rotelen

betekenis & definitie

Rammelen, ratelen; (van bladeren) ritselen.

- Zie ook de dialectwdb.

Hij murmelde tussen zijn tanden: „Onze Vader, die in de hemelen zijt...” en men hoorde de dikke beiers van zijn rozenkrans stillekens rotelen, VERMEYLEN 1962, 45.

De hagel rotelt op de pannen van ’t dak, STREUVELS 1962, 157.

Sam.: afrotelen (Na nog een kwartierken gaans, zag hij uit een hollen weg een bierkar koperflitsend komen afgeroteld en hij riep: ‘Hoera!’ TIMMERMANS 1966, 126).

< >