o.w.
1. Stampen, bonzen. Dit vaartuig stoot geweldig (men ondervindt, daarin gezeten, een stootende beweging).
2. Raken, tegenkomen. Het schip heeft op de Haaks gestooten.
De bodem slorpte 't nat Door ’t stooten op een pael,
zegt Vosmeer in den Gysbreght.