z.n.o.
1. Hoeveelheid brood, mondkost, drank enz. die aan de manschap wordt uitgedeeld. Anderhalf rantsoen (onderofficiers rantsoen.) Enkel rantsoen (matrozen rantsoen).
2. Voor rantsoenhouten.
De ronde kimmen en rantsoenen zijn beloopen
Van schuim, door zulk een slagh oprijzende uit den grondt.
Antonides. IJstroom.