rantsoen
rantsoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: rant-soen 1. afgepaste hoeveelheid ♢ jij hebt je rantsoen chocola voor vandaag wel weer gehad 1. op rantsoen staan [een afgeperkte hoeveelheid eten krijgen]...
Muiswerk Educatief (2017)
rantsoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: rant-soen 1. afgepaste hoeveelheid ♢ jij hebt je rantsoen chocola voor vandaag wel weer gehad 1. op rantsoen staan [een afgeperkte hoeveelheid eten krijgen]...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
1 [Fr. en Eng. ration, van Lat. ratio, z.a.] hoeveelheid die toereikend moet zijn voor bep. tijd, spec.: dagelijkse hoeveelheid voedsel; 2 [Fr. rançon, van Lat. redemptio = verlossing] losprijs.
Jan Meulendijks (1993)
noodvoorraad; losgeld (vero.); dagelijkse portie sterkedrank (scheepv.); afgepaste hoeveelheid munitie
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr. ration), o. (-en), 1. de voor elk der leden van een gemeenschap beschikbaar gestelde portie van die middelen tot levensonderhoud waarvan de gemeenschap maar een beperkte hoeveelheid ter beschikking heeft; inz. m. betr. t. de bemanning van een schip, de manschappen van een militaire formatie: het rantsoen van de dag; anderh...
Jacon Kramers Jz (1948)
o. 1 dagelijkse hoeveelheid voedsel (op schepen. voor militairen en paarden); ook ten tijde van distributie; 2 losgeld.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: