Wat is de betekenis van rantsoen?

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rantsoen

rantsoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: rant-soen 1. afgepaste hoeveelheid ♢ jij hebt je rantsoen chocola voor vandaag wel weer gehad 1. op rantsoen staan [een afgeperkte hoeveelheid eten krijgen]...

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Rantsoen

1 [Fr. en Eng. ration, van Lat. ratio, z.a.] hoeveelheid die toereikend moet zijn voor bep. tijd, spec.: dagelijkse hoeveelheid voedsel; 2 [Fr. rançon, van Lat. redemptio = verlossing] losprijs.

2024-04-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rantsoen

noodvoorraad; losgeld (vero.); dagelijkse portie sterkedrank (scheepv.); afgepaste hoeveelheid munitie

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

rantsoen

afgemete, vaste hoeveelheid voedsel of drank.

2024-04-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Rantsoen

o., losprijs (van Christus Matth. 20 : 28) ; dagelijkse hoeveelheid voedsel of drank

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rantsoen

s.n., rantsoen (it).

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rantsoen

(<Fr. ration), o. (-en), 1. de voor elk der leden van een gemeenschap beschikbaar gestelde portie van die middelen tot levensonderhoud waarvan de gemeenschap maar een beperkte hoeveelheid ter beschikking heeft; inz. m. betr. t. de bemanning van een schip, de manschappen van een militaire formatie: het rantsoen van de dag; anderh...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

rantsoen

o. 1 dagelijkse hoeveelheid voedsel (op schepen. voor militairen en paarden); ook ten tijde van distributie; 2 losgeld.