z.n.m. (veroud.) - Soort van vischschuit, waarschijnlijk gebezigd om krabben, oesters en garnalen te vangen, en daarna geheeten:
Ick laet de Buijsen staen, de Krabbers en de Booten,
Die om den Visch-vangh noch op 't zoete water vlooten.
zegt Vondel, Lofs. op de Scheepv.