b.n. of Ingescheept. - Wordt gezegd van de goederen die in ’t schip gebracht zijn: ook van de menschen.
Spreekwijze: Met iemand gescheept zijn (met iemand verlegen zijn, iemand niet kwijt kunnen raken). Zoo zegt Hooft in zijn Geeraert van Velzen:
Ik ben daer mee gescheept, daer ik mee over moet.