XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Sloten

betekenis & definitie

Sloten - Dit oude dorp, dat eens de voorpost van A. aan het Haarlemmermeer was, was al in

de elfde eeuw een ambachtsheerlijkheid. Jonker Reynout van Brederode verkocht het in 1529 aan A. voor drieduizend Karolusguldens en een eeuwige en erfelijke, niet losbare rente van vijfhonderd ponden. Die verkoop was het einde van herhaaldelijke twisten tussen heer Reynout en de jonge stad over het aanleggen van wegen, dijken en kaden en waterlozingen in het rechtsgebied van Reynout. A. werd hierdoor voor dit gebied leenplichtig aan de graaf van Holland, dus aan de keizer, en moest hem elk jaar op kerstavond ƒ 25 betalen, wat volgehouden is tot 1566. De stad mocht voor dit gebied een ambachtsheer aanstellen; Heyman Jacobsz. was de eerste. De ambachtsheer had het recht van "onlijfstrafbare rechtspleging". De "lijfstrafbare" bleef voorbehouden aan de baljuw van Kennemerland. Tot Sloten behoorden het kleine dorp de Vrije Geer, eigenlijk een deel van Sloten zelf, en voorts de vrije ambachten Houtrijk, Polanen en Raasdorp, ongeveer het tegenwoordige Halfweg. Raasdorp werd in het begin van de 17de eeuw grotendeels door het Haarlemmermeer verzwolgen. De Vrije Geer ontleende zijn naam aan het feit dat de bewoners van dit driehoekige en vrij hoge stuk land vrijgesteld waren van alle "bedden, kerven en schotpanden" aan de graven van Holland.

Sloten had vroeger een vrij belangrijke kerk, gewijd aan Sint Pancras, die in 1572 door Staatse troepen verwoest werd. Op dezelfde plaats is toen een veel kleiner protestants kerkje gekomen. In 1836 had Sloten voor de zoveelste maal te lijden van de "waterwolf", het zich steeds uitbreidende Haarlemmermeer. Maar ditmaal was de ramp ernstiger dan ooit: 2.300 ha land liep onder water. Toen werd definitief besloten tot inpoldering van de grote plas. Sloten, dat feitelijk ouder is dan A. en al sinds 1529 eigendom van de stad was, is pas, met Sloterdijk* en Osdorp*, bij de grote annexatie* van 1921 bij A. gekomen. Tot die tijd was het dorp administratief zelfstandig. Het raadhuis stond in Sloterdijk*. Van het oude Sloten is weinig overgebleven. De kom van het dorp is een conglomeraat van merendeels 19de-eeuwse huizen, waaraan alleen de oude kerk enige fleur geeft.

Er staat nog een oude banpaal* van A. De aardigste overblijfselen waren te vinden aan het einde van de Overtoom, waar in de 17de eeuw vele herbergen, o.a. "De Pauw", "Nieuwe Plaats Royal" ("Leidse Veerhuis"*) en het "Rechthuis" ("De Valk") hebben gestaan. Zij zijn in de 19de eeuw afgebroken en in dit vroeger zo schilderachtige buurtje, waar de oude sluis* tot 1942 stand gehouden heeft, is nog maar één veerhuis aan slopershanden ontkomen, het "Aalsmeerder Veerhuis"* (Sloterkade 21-22). De toren van de hervormde kerk, die dateerde van 1860, is in 1965 gesloopt en door een nieuwe vervangen. Het voormalige tuinbouwgebied Sloten, beroemd om zijn kwekerijen, ooit beschreven als "de voedselschuur van A.", werd een Amsterdamse woonwijk. Oorspronkelijk was daar het Olympische dorp gepland voor het geval dat A. de Spelen van 1992 toegewezen zou krijgen. In 1987 werd de grond bouwrijp gemaakt en werden tal van kassen en huizen afgebroken. In 1990 is men met de bouw van 5.300 woningen begonnen, die halverwege de jaren negentig zijn opgeleverd.

LIT. H.J. Haverkate, Prentbriefkaarten van weduwe A. van Meurs, O.A. 1990, 136; Gerrit van der Plas en Wilbert van der Heijden, Tuinbouw aan de Amsterdamse stadsrand, O.A. 1991, 80; Opgravingen in Sloten, O.A. 1991, 305; Peter-Paul de Baar, Sloten: een wandelend dorp, O.A. 1992, 22; Harry Stork, Het Lof van Amsterdam, 1998; Historische Vereniging Amstelveen, De Overtoom en de Dubbele Buurt, 1999.