XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Maagdenhuis

betekenis & definitie

Maagdenhuis - Het Maagdenhuis aan het Spui, tussen de Voetboog- en de Handboogstraat, is aan de buitenkant van een sombere, strakke mentaliteit. Men is geneigd de rooms-katholieke weesmeisjes die er woonden, te beklagen. Het interieur was echter heel wat minder somber. De kamers en zalen waren fleurig en gezellig. Voor 1570 was reeds aan de Dam een tehuis voor "arme meyskens" gesticht, onder andere door de zuster van de dichter Hendrik Spiegel*.

Na de Hervorming hebben deze roomskatholieke weesmeisjes eerst enige tijd in het voormalige Margarethaklooster aan de Nes gewoond. In 1585 verhuisden zij naar een huis aan de N.Z. Voorburgwal bij de Lijnbaanssteeg en in 1629 betrokken zij een nieuw gebouw aan het Spui. Het was nog niet het huidige gebouw, want dat dateert uit de jaren 1783-1787 en werd gebouwd door de stadsbouwmeester Abraham van der Hart* (1747-1820), dezelfde die ook de Oranje-Nassaukazerne* bouwde. De beeldengroep in het fronton is van A. Ziesenis* (1731-1801). Na 170 jaar verlieten de laatste meisjes het huis. Het pand werd op 7 okt. 1953 verkocht aan de Nationale Handelsbank. Toen werd onder leiding van de architecten de gebroeders F.H. en H.M. Kraaijvanger en W.J.

Klok het interieur gewijzigd. Zo werd de voormalige binnenplaats in de grote hal opgenomen. Op 22 mei 1957 werd het nieuwe bankgebouw geopend. Het grote H. Hartbeeld, afkomstig van de binnenplaats, werd met het stoomschip Nigerstroom naar een missiepost (Amisano) aan de Afrikaanse Goudkust overgebracht. De Handelsbank heeft niet lang in het Maagdenhuis gezeteld, want na twee jaar, in juni 1959, was er reeds sprake van verkoop. Op 28 apr. 1961 ging het over aan de Universiteit van Amsterdam. In 1970 zou de Wet op de Universitaire bestuurshervorming (WUB) worden ingevoerd. Over deze bestuursvorm was er overleg tussen de ASVA*, de hoogleraren en de andere betrokkenen. Omdat de ASVA medezeggenschap voor de studenten eiste in alle geledingen raakte op alle niveaus het overleg in het slop.

Rector magnificus prof. mr A.D. Belinfante noemde deze eis een loze kreet. De ASVA vormde toen de actiegroep "De loze kreet" en bezette op 12 mei 1969 enkele uren het Maagdenhuis, het administratieve centrum van de Universiteit. Op 17 mei volgde een langere bezetting door bijna 700 studenten. Vier dagen later ontruimde de politie het Maagdenhuis. Elke bezetter kreeg een proces-verbaal wegens lokaalvredebreuk. De politierechter was nog maanden bezig met de gevolgen van een uit de hand gelopen generatieconflict. Dat het Maagdenhuis ook vroeger in het middelpunt van de belangstelling stond, blijkt uit een oproer dat in 1726 plaatsvond. Toen moest er een nieuwe pastoor benoemd worden, over wie men het niet eens was. Toen de nieuw benoemde bij het Maagdenhuis arriveerde, brak er een oproer uit, waar vele Amsterdammers zich bij aansloten.

De "gewapende macht" moest de orde herstellen. Sinds 1970, toen het 400-jarig bestaan van het weeshuis werd herdacht, kwam een aantal ex-bewoonsters bij elkaar. Uit hun verhalen en uit de reglementen is vast te stellen, hoe de "Orde voor het Eeten" was. Die verliep volgens een vast ritueel, waarvan alleen in hoge uitzonderingen (koninklijk bezoek) werd afgeweken. Zelfs het menu voor de hoogtijdagen, zoals "Paaschen, Pinxteren en Kermesse", was vastgelegd. Ook het gedrag van de meisjes was aan strenge regels gebonden. Om zes uur moesten de kleine meisjes binnen zijn en om zeven uur de grote: "Na tien uur zal niemand ingelaten worden, zijnde voor altijd uit het huis gebannen".

Koninklijke bezoeken waren aan het eind van de 18de eeuw schering en inslag. Toen prins Willem V met zijn gezin op 29 okt. 1770 het Maagdenhuis bezocht, lieten zij enige dagen later ƒ 150 brengen "als een present aan de arme weeskinderen". Er werd ook behoorlijk gestraft bij overtredingen. In 1799 werd een meisje dat "luid gelachen en geschreeuwd had", veroordeeld tot acht dagen "opsluiting in de kamer waar de gestorvenen pleegden te worden geplaatst". Ze moest ook nog zes weken het blok dragen en mocht zes weken daarna niet uitgaan. Omgaan met jongens was streng verboden. Ondanks deze straffen vonden sommige weesmeisjes dat ze het beter hadden in het Maagdenhuis dan bij pleegouders.

LIT. M. Koord, Het Maagdenhuis, O.A. 1953, 34; B. Voets, Openbare kerk of kapel, M.A. 1953, 148; id., Rumoer rond Godshuizen, II, M.A. 1956, 20; Jacq. de Cleen, Inventaris van het archief van regenten van het R.C. Maagdenhuis te A., 1959; S.C.A. van Swigchem, Abraham van der Hart (1747-1820), architect, stadsbouwmeester van Amsterdam, 1965; dr L. Jansen, Abraham van der Hart, stadsbouwmeester van Amsterdam, O.A. 1966, 126; E.M. Soethout, Vele vaders en moeders. Herinneringen aan het Maagdenhuis als weeshuis, 1990; Catharina Th. Bakkeren Machiel Bosman, Ter Liefde Gods en alzo om niet: De Zusters van Liefde in het Maagdenhuis (1843-1953), 2000.