XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Universiteit van Amsterdam

betekenis & definitie

Universiteit van Amsterdam - Op 8 januari 1632 werd met de plechtige inwijding van het zogeheten Athenaeum Illustre* in de Agnietenkapel aan de O.Z. Voorburgwal de grondslag gelegd van de instelling die thans de naam Universiteit van Amsterdam draagt. Bij die gelegenheid werd door de professoren Vossius* en Barlaeus* een rede gehouden die grote weerklank vond in de toenmalige handelsstad. Dit Athenaeum Illustre bleef tot 1876 een voorbereidend instituut voor de rijksuniversiteiten elders in het land. In het jaar 1877 stichtte de stad uit eigen middelen een universiteit.

De jonge universiteit is een uiterst voorspoedig kind gebleken en nu is zij, met haar vele laboratoria, computer- en collegezalen, onderwijs- en onderzoeksinstituten een van de belangrijkste van ons land en van Europa. Zelfs was zij na 1945 de eerste in ons land die het initiatief nam tot de stichting van een zevende faculteit, die der Politieke en Sociale Wetenschappen. Deze faculteit gaf er blijk van dat deze inrichting van hoger onderwijs niet op de theorie maar sterk op de praktijk van de samenleving is gericht. Deze faculteit leidde op in de politieke en sociale wetenschappen en was de faculteit waar de hogere ambtenaren, bedrijfspedagogen, en -psychologen, redacteuren, consulaire en diplomatieke vertegenwoordigers hun opleiding haalden. Zo kort na de bevrijding was dit een opmerkelijk initiatief, omdat het onderwijs aan de universiteit in 1942 nagenoeg stil was gelegd, ondanks het feit dat vele studenten de loyaliteitsverklaring jegens de Duitsers wel tekenden. De reden van deze "bereidwilligheid", waar overigens nog onderzoek naar wordt gedaan, wordt wel gezocht in het verschijnsel dat veel studenten afkomstig waren uit de middenstand en arbeidende klasse. Deze studenten waren vaak niet georganiseerd in verenigingen, die hen konden overtuigen niet te tekenen. Zij zouden meer dan de toenmalige traditionele studenten gefixeerd zijn geweest op het afmaken van de academische studie. Tot 1969 (Wet Universitaire Bestuurshervorming) was de universiteit "Gemeentelijk", dat wil zeggen dat de burgemeester van de stad ambtshalve de voorzitter van het college van curatoren was en dat de hoogleraren door de gemeenteraad benoemd werden. Mede daardoor is de band tussen stad en universiteit altijd groot geweest en de invloed van de universiteit op de stad altijd aanzienlijk.

Dat laatste niet alleen, doordat de stad meer glans kreeg door het werk van eminente hoogleraren als Hugo de Vries*, Van 't Hoff*, Van der Waals* en Zeeman*, allen winnaar van de Nobelprijs en de wiskundige Brouwer*, maar ook omdat een groot contingent Amsterdamse jongeren hier opleiding ontving, waarvan velen uit middenstand en arbeidersklasse. Het hoofdgebouw van de universiteit is niet meer de Agnietenkapel. Deze is nog wel in gebruik, maar nu als museum van de Universiteit. Het hoofdgebouw is sinds 1879 het vroegere Oudemannenhuis*, een gebouw dat daarvoor nog verschillende andere bestemmingen heeft gehad en waaruit de latere Universiteit van Amsterdam sinds jaar en dag alweer is uitgegroeid. Inwendig heeft het gebouw wel enige veranderingen ondergaan. Als een geschenk van Rudolf Lehmann, ter herinnering aan zijn broer, de hoogleraar Leopold Lehmann, werd een aula ingebouwd, die in 1891 werd ingewijd. Inmiddels is deze afgebroken. De Oude Lutherse Kerk* aan het Spui fungeert nu als aula. Het Maagdenhuis* (Spui 21) werd in 1961 aangekocht en de Lutherse kerk aan het Spui werd gehuurd.

Het administratieve centrum van de universiteit is sindsdien gevestigd in het Maagdenhuis. Voor de faculteiten van de menswetenschappen (sociologie, antropologie e.d.) werden nieuwe lokaliteiten gezocht en gevonden, onder andere in het Oost-lndisch Huis* in de Oude Hoogstraat. De huidige situatie van de huisvesting is als volgt: het bestuur en de centrale administratie bevinden zich op het complex gebouwen Spui/Singel; de alfarichtingen (letteren/rechten) zitten in de binnenstad in het P.C. Hoofthuis* en het Bungehuis* aan de Spuistraat, het gebied rond de Oudemanhuispoort en een enkel grachtenpand; de bèta-richtin gen (wiskunde, natuurkunde, scheikunde, informatica, sterrenkunde en biologie) bevinden zich grotendeels in de Watergraafsmeer en Anna's Hoeve* (enkele afdelingen zitten nog op het Roeterseiland); de gammarichtingen (economie en gedrags- en maatschappijwetenschappen) zijn vooral op het Roeterseiland gevestigd. Sinds 1 jan. 1961 is de universiteit geen gemeentelijke instelling meer, maar een zelfstandige rechtspersoon. De "oude", reeds in 1877 vastgestelde naam Universiteit van Amsterdam, werd opnieuw ingevoerd. In 2001 heeft de Universiteit van Amsterdam een huisvestingsplan gepresenteerd voor de komende jaren. Het streven is, alle faculteiten te concentreren op de volgende vier locaties: Binnengasthuisterrein, Watergraafsmeer, Roeterseiland en AMC-terrein.

LIT. Verbetering van de huisvesting van de universiteit, O.A. 1956, 90; Bij het 65ste Lustrum der universiteit van Amsterdam, O.A. 1957, 162; I.Q. van Regteren Altena en P.J.J. van Thiel, De portretgalerij van de UvA en haar stichter C. van Papenbroeck (1673-1743), 1964; ir. H. 't Hoen, Bedrijvigheid bij de Oudemanhuispoort, O.A. 1966, 306; N.J.j. Gawronski, Uitbreidingsplan Universiteit, O.A. 1967, 77; id. Het Universiteitscomplex rond het Roeterseiland groeit, O.A. 1967, 239; id. Genetisch instituut op Anna's hoeve, O.A. 1971, 104; José Koopman, Huisvesting Universiteit in Amsterdam, O.A. 1975, 139 en 173; J. Wagener, Het Roeterseiland, O.A. 1976, 28; prof. dr. F. de Jong, Macht en inspraak. De strijd om de democratisering van de Universiteit van Amsterdam, 1982; M. Feiwel, Optocht der professoren, O.A. 1982, 59; Paul Dam, Waren er studenten in het Maagdenhuis?, O.A. 1994, 122; Haro Hilkema, Requiem voor het Maupoleum, O.A. 1994, 260; Marius van Melle, Een strijkijzer op het Binnengasthuisterrein?, O.A. 2000, 242.