Gevelstenen vindt men in de oude stad nog bij honderden. In de tijd dat de huizen nog geen nummer kenden (de huisnummering* ontstond in de napoleontische tijd), onderscheidde men de huizen veelal naar deze stenen. Ze werden in de voorgevel gemetseld, dikwijls in het midden van de gevel boven de eerste verdieping, maar ook boven de deur, in de daklijst of boven andere verdiepingen. Er komen er ook voor in achtergevels en in zijmuren, maar die zijn toch vrij zeldzaam. In de gevelstenen zijn buitengewoon veel variaties aan te treffen.
Een wandeling door de binnenstad geeft de gelegenheid honderden van deze stenen te zien, en dikwijls kunnen de historici in deze stenen bij hun naspeuringen belangrijke bondgenoten vinden. Immers, niet altijd was de gevelsteen alleen een naamkaartje, al was het natuurlijk het meest voor de hand liggend voor iemand die Visser heette en een huis liet bouwen, een visser in zijn gevel te laten afbeelden. Ook symbolische voorstellingen kwamen voor. Vondels* huis in de Warmoesstraat heette bijv. "In de Trou". Afbeeldingen van dieren, bomen, planten en van werktuigen overheersen, maar de fantasie van de huiseigenaren en steenhouwers schrok ook niet terug voor "De Vier Heemskinderen" (Herengracht hoek Leidsegracht) of voor combinaties, zoals op de huizen Leidsestraat 60 en 62. Het eerste heeft in de top een engel, het tweede een gans en het randschrift, waarvan elke steen de helft heeft, zegt: "Tsy vuyl of reyn, Elk mint het syn". In de laatste jaren is er een verhoogde belangstelling voor gevelstenen gekomen. In 1991 werd de Vereniging Vrienden van Amsterdamse gevelstenen opgericht. Deze opleving in de belangstelling heeft ertoe geleid dat veel oude of verwaarloosde en afgesleten stenen schoongemaakt, bijgewerkt of gepolychromeerd zijn, zodat zij thans weer als vanouds in de gevel prijken. De stad heeft ook enkele openluchtmusea voor gevelstenen.
In de buitenmuur van het Amsterdams Historisch Museum in de Sint Luciënsteeg werden op initiatief van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (K.O.G.*) een groot aantal gevelstenen, die bij verbouwingen en dergelijke dreigden te verdwijnen, ingemetseld. Ze tonen daar een rijke staalkaart van dit soort steenhouwersvakmanschap. Ook in een gevelwand van het Begijnhof* en in de zijmuur van de Sint Olofssteeg 5 aan het Kolkje zijn gevelstenen geplaatst. Ook de achtermuren van het Rijksmuseum* herbergen heel wat gevelstenen die op deze wijze gered zijn (zie ook: Uithangtekens). Een schanddaad uit de Tweede Wereldoorlog werd op 4 mei 1995 uitgewist. Toen kregen drie gevelstenen weer de tekst terug die de bezetter liet weghalen: twee op Nieuwe Herengracht 33 en een op Nieuwe Kerkstraat 16. Nieuwe Herengracht 33 was onderdeel van een joods oudemannenhuis uit 1796. Op de steen boven de voordeur luidde de tekst: "Mishenet Zequenim", Steun des Ouderdoms. Op de lange gevelsteen boven de ramen van de eerste verdieping stond een tekst in het Nederlands: "Des heemels gunst bestraalt en zeegend en behoed, die d'oud bejaarde ien staag ondersteunt en voed". De steen in de Nieuwe Kerkstraat 16, sinds 1788 ook een joods bejaardenhuis, was bepleisterd met een laag cement, die verwijderd kon worden.
LIT. J. van Lennep en J. ter Gouw, De uithangteekens, 1868; A.P. Lopez Suasso, Gevelstenen schetsboek (Handschrift op Gemeentearchief Amsterdam), ca 1875; Thijs Mol, De uithangtekens van Amsterdam, M.A., 1940, 97 en 117; H.W. Alings, Amsterdamse gevelstenen, 1949; P. van Leeuwen, Amsterdamse uithangborden en gevelstenen, 1974; O.W. Boers, De gevelstenen van Amsterdam, 1992; H.F. van Woerden, Gevelstenen in Amsterdam. Wandelen langs bijbelse voorstellingen, 2001.