XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Centraal Station

betekenis & definitie

Centraal Station - Toen na het aannemen van de spoorwegwet 1860 de regering zelf de aanleg van de spoorwegen* ter hand nam, kwam op het programma de lijn Den-Helder-Alkmaar-Amsterdam, die moest aansluiten op alle bestaande en voorgenomen verbindingen van de hoofdstad. De bijzondere ligging van de stad als een halve cirkel tegen het brede IJ-water bood twee mogelijkheden: een hoofdstation bij het Leidseplein met een overbrugging over de Amstel naar de Utrechtse lijn en een lijn om de zuidzijde van de toen bebouwde stad, maar ook een lijn aan de noordzijde langs de stad met een hoofdstation aan het IJ. In 1864 vroeg Thorbecke de mening van de gemeenteraad. Deze was eenparig tegen een station aan het IJ en wenste een centraal station tussen de Overtoomse Vaart en de Boerenwetering*, achter de Leidsepoort*. De rijksingenieur was echter vóór het station aan het IJ.

Over deze kwestie ontbrandde in de stad een felle strijd. Groot waren de grieven tegen de afsluiting van het IJ en, zonder ons in die oude strijd te verdiepen, kan toch opgemerkt worden dat het aanzicht van de stad door de aanleg van het stationseiland erg geleden heeft. Aan de andere kant moet worden toegegeven dat een spoorlijn om de toenmalige stad een ernstige belemmering zou zijn geweest voor de stadsuitbreiding. Zelfs na de enorme uitbreiding van het spoorwegnet in de tweede helft van de 20ste eeuw, is de plaats van het station niet slecht te noemen. In 1876 werden de plannen voor het station aan het uiteinde van het Damrak vastgesteld. Acht jaar later kregen P.J.H. Cuypers* en A.L. van Gendt* opdracht voor de bouw. De Nieuwe Stadsherberg*, die hier gestaan had, verdween en op drie geplempte eilanden verrees het Centraal Station, op 8.687 palen. Bij de bouw traden verzakkingen op, waardoor het werk enige jaren werd vertraagd. Op 15 okt. 1889 werd het station voor het verkeer opengesteld.

De belangstelling van het publiek was enorm. Op die eerste dag waren 's morgens om half elf alle perronkaartjes, nl. 14.000, uitverkocht. Het aantal treinen dat per dag aankwam en vertrok, bedroeg 194. Tegenwoordig ligt dit aantal omtrent 1.000. Evenals andere bouwwerken van P.J.H. Cuypers is het Centraal Station een echt kijkgebouw. Het is overvloedig voorzien van beeldhouwwerk (van Leenhof), van opschriften, van wapens van vreemde steden, van de letters W en E voor koning Willem III en koningin Emma. Over dit uiterlijk van het gebouw is veel te doen geweest. Er waren er die van deze schepping niets konden waarderen; anderen mochten en mogen het station wel. Inderdaad is het met zijn rode baksteen, zijn vele tegeltableaus en zijn honderden tierelantijnen een onbescheiden bouwwerk, dat niet aan ieders smaak zal hebben voldaan.

In het gebruik heeft het gebouw echter standgehouden, al zijn herhaalde uitbreidingen nodig geweest. Aanvankelijk waren er drie perrons, later uitgebreid tot zes, met een tweede kap over de perrons vier, vijf en zes. In de jaren 1905-1908 werd het oude westelijke viaduct vervangen door een nieuw, meer westwaarts, waardoor de perrons 70 m konden worden verlengd. Dat nieuwe viaduct was een van de eerste toepassingen van caissonbouw en heeft destijds zeer de aandacht getrokken. Voortdurend verrezen nieuwe dienstgebouwen, zoals in 1924 het postgebouw aan de oostelijke vleugel. Een zeer groot probleem vormde de afvoer van reizigers van de perrons naar het Stationsplein. De doorgangen waren al snel te nauw geworden. In 1950 zijn de uitgangen aanmerkelijk verbreed en van nieuwe verlichting voorzien. Op 8 jan. 1954 begon de grote verbouwing van de entree en de hal (die uit 1905 dateert) onder leiding van ir. Schelling; op 2 juli 1955 werd het vernieuwde gedeelte in gebruik genomen.

De ingrijpendste verbouwing vond in de jaren 1976 tot 1985 plaats. De stationshal werd vier keer zo groot, de middentunnel werd 20 m breed en er werden roltrappen aangelegd. Deze verbouw was mede noodzakelijk in verband met de metro- aanleg, waarvan het C.S. het eindstation is. Ook het Stationsplein onderging grote veranderingen, met name wat betreft de bus- en tramhaltes en de verkeerswegen. In 1982 ontstond grote beroering toen de Nederlandse Spoorwegen besloten het Stationsrestaurant 1e klasse te sluiten. Er werd een comité opgericht: "Redt de Stationsrestauratie''. Het resultaat was dat in de eetzaal plaats zou blijven voor veertig gasten, terwijl de rest van de zaal een caféfunctie zou krijgen.

De maaltijden zouden worden geleverd door het nieuwe zelfbedieningsrestaurant op het eerste perron. In 1983 kwam alles op losse schroeven te staan, toen minister Smit-Kroes besloot dat de verbouwing van de eetzaal uit zuinigheidsoverwegingen niet kon doorgaan. In 1986 sloten de N.S. een contract met Nimatrasco NV, die de eetzaal nieuw leven inblies. Op 12 dec. 1986 verrichtte burgemeester Van Thijn de opening van de verbouwde 1e klasse restauratie. Tegelijk met de ingebruikname van de Schiphollijn*, 1 juni 1986, keerde de kruier (geen witkiel, maar een blauwkiel) op het C.S. terug. De hele renovatie

van het C.S. kostte zeventig miljoen gulden. Sindsdien is gewerkt aan het opknappen en schoonmaken van de voorgevel. In het najaar van 1994 kwam ook dit karwei gereed. Begin 1996 kwam de restauratie gereed van de Koninklijke Wachtkamer, in 1998 het eersteklasrestaurant en in 1999 de centrale hal. Ook de komende jaren zijn ingrijpende verbouwingen noodzakelijk, bijvoorbeeld voor de Noord-Zuid metrolijn die onder het station komt te lopen. Verder komt er een busstation aan de kant van de De Ruijterkade.

LIT. J.D.M. Bardet, C.S. 60 jaar, O.A. 1949, 146; F.H. Freese, Amsterdam en de Spoorwegen III, O.A. 1963, 188; N.J. van Wijck-Jurriaanse, Spoorwegen in Nederland, 1975; Henk Bakker, een beeldhouwer, Heemschut aug. 1976; Lydia Lansink, Geschiedenis van het Amsterdamse Stationsplein, 1982; Hilde de Haan en Ids Haagsma, We hebben er een vreselijk simpel station van gemaakt, Elseviers Weekblad 3 aug. 1985; Marieke Hilhorst, Stationsjuffrouwen en loslopende meisjes, O.A. 1989, 209; Peter-Paul de Baar, Grote veranderingen rond het Centraal Station, O.A. 1990, 52; A. Oxenaar, Het Centraal Station van Amsterdam, paleis voor de reiziger, 1990; G.G. Nieuwmeijer, De overkapping van het Centraal Personenstation, in: Amsterdam het beschouwen waard, 1993.