XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Hoofdstad

betekenis & definitie

Hoofdstad - Het is een wens van Napoleon geweest, dat A. de moderne hoofdstad zou worden van het nieuw geschapen koninkrijk. In 1808 maakte hij A. de hoofdstad van Holland, toen zijn broer Lodewijk koning werd, zijn intrek nam in het stadhuis* op de Dam en de regering in A. werd gevestigd. Lodewijk had reeds in 1806 besloten dat de oude vlaggen en vaandels uit de Ridderzaal in Den Haag naar de Burgerzaal* van het A'damse stadhuis moesten worden overgebracht. In 1808 nam de koning hier zelf zijn intrek en werd A. dus ook residentie. Dit laatste is na de beëindiging van de Franse overheersing weer veranderd.

Maar hoofdstad is A. gebleven. Zelfs is het de enige stad, die als stad in de Grondwet wordt genoemd, en wel in de bepaling, dat de koning zal worden "plechtig beëdigd en ingehuldigd binnen de stad Amsterdam". Daar de Burgerzaal voor deze plechtigheid te klein is, heeft zij reeds de eerste maal, bij koning Willem I, plaatsgehad in de Nieuwe Kerk*. A. is overigens, evenals alle andere steden in Nederland, sinds de regeling van 1798 niet meer zelfstandig, maar een gemeente als onderdeel van de staat. Tussen minister Beel en prof. Gerretson ontstond in 1953 een meningsverschil, waarbij door de eerstgenoemde het begrip "Amsterdam Hoofdstad" werd betwist. De hele Nederlandse dagbladpers bemoeide zich met het geval, alsmede B. en W. van A. Op historische gronden, en met name door de eigenhandig geschreven stukken van koning Willem I, werd voorgoed aangetoond, dat A. recht heeft op de titel.

LIT. W.J. van Hoboken, De historische achtergrond van Amsterdams grondwettelijke erkenning als hoofdstad, M.A. april 1954, 49; Beloning of verzoening, M.A. 1955, 65.