XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Amstel

betekenis & definitie

Amstel - Waterloop ontstaan uit de vereniging van Drecht en Kromme Mijdrecht op de grens van Utrecht en Noord-Holland, uitmondend in het IJ*. Nu vormt de Amstel een onderdeel van het Amstel-Drechtkanaal, dat loost op het stadswater van A. Ondanks het feit dat de Amstel eens aan Amsterdam zijn naam gaf en zij voor de ontwikkeling van de hoofdstad van grote betekenis is geweest, heeft A. de rivier niet netjes behandeld. Waar dat nodig was werd zij aangetast, versmald en zelfs dichtge worpen.

Zij loopt dood bij het Rokin en begint eigenlijk pas weer stroomopwaarts te leven als zij de Doelensluis* is gepasseerd. Weliswaar wordt de Amstel van de Muntsluis* af nog negenmaal overbrugd, maar de overbrugging wordt steeds breder. De negen bruggen over de Amstel zijn Halvemaansbrug*, Blauwbrug* (midden 16de eeuw), Magere Brug* (1670), Hogesluis* (1662), Stadhouders- of Torontobrug* (1969), Nieuwe Amstelbrug* (1903), Berlagebrug* (1932), Utrechtsebrug* (1964) en Rozenoordbrug* (1981).

LIT. Ton Koot, En nu ... rondom Amsterdam, 1945; M. Muller, Amstel's lustwarande, 1948; dr. I.H. van Eeghen, Amstel 332, M.A. sept. 1956, 124; E.J. Zeegers, De Amstel, M.A. sept. 1956, 131; dr. I.H. van Eeghen, Amsterdammers langs de Amstel, M.A. juni 1959, 121; B.

Ram, Aan Amstel's boorden, O.A. 1964, 162 en 194; Arnold L.M. Smit, "Vliegduivels" boven de Amstel, O.A. 1966, 142; J.H. Kruizinga, Amsterdam, stad der duizend bruggen, 1973, 75; J. Wagener, Amstelgrachten, 1,2,3, O.A. 1976, 313, 340 en 370; Jan M. Baart, Romeinen aan de Amstel, O.A. 1991, 105; Aart Klein, De Amstel, O.A. 1991, 154; Roelof van Gelder, Arcadië aan de Amstel, O.A. 2002, 84; Peter-Paul de Baar (e.a.), De Amstel, 2002.