Definities van Woordenboek voor praktische kennis in de Ensie D
- Dondersteenen
- Dood tij
- Doodbed (stoomketels)
- Doode Hand
- Doode vingers (keuken)
- Doodekop
- Doodeman
- Doodemansstuurinrichting
- Doodemansvingers (banketbakker)
- Doodendans
- Doodengericht
- Doodhout (scheepsbouw)
- Doodschouw
- Doodschulden
- Doodshoofdvlinder
- Doodskloppertje
- Doodslag (rechten)
- Doodverven
- Dooierzak (ontwikkelingsgeschiedenis)
- Dook (bouwkunde)
- Doom
- Doopsgezinden
- Doopvont
- Door de wind gaan (zeilen)
- Doornenkroon
- Doornuitsteeksel (ontleedkunde)
- Doorslag (timmerman)
- Doorzetten
- Dopluizen
- Dopper (kachelsmid)
- Dopperkerk
- Dorsch (landbouw)
- Draadnagel
- Draaibas
- Draaischijf
- Draaiziekte (veeteelt)
- Drabbelkoek
- Dracht (geneeskunde)
- Drachten (paarden)
- Drakenbloed
- Dravik (landbouw)
- Dreef (rechten)
- Dreg
- Drevel
- Drie-in-de-pan (keuken)
- Driedekker
- Driehoeksmeting
- Drieklezoor (metselaar)
- Driekoningen
- Drieling
- Drieluik
- Driemaaldrie
- Drieslagstelsel (landbouw)
- Driestal
- Driestar
- Drievoet
- Drift (scheepvaart)
- Drift (timmerman)
- Drift (weg)
- Driften (metaalbewerking)
- Driftig (zeewezen)
- Drijfanker (zeevaart)
- Drijfhamer
- Drijfhond
- Drijfnet
- Drijfpaling
- Drijfsteen
- Drijftil
- Drijfzand
- Dril
- Drilboor
- Droes
- Droesem
- Droge-naald-ets
- Drogende olie
- Drogerijen
- Droogpruimer
- Droogscheerder (lakenbereiding)
- Droop (veeteelt)
- Drossen (zeevaart)
- Drost
- Druif (zuivelbereiding)
- Druilmast
- Druipen (bouwkunde)
- Druivensuiker
- Duifsteen (bouwkunde)
- Duikerziekte
- Duim
- Duim (lengtemaat)
- Duist (landbouw)
- Duitsche biefstuk (keuken)
- Duivelmolen (katoenspinnerij)
- Duivelsdrek
- Duivenmelker
- Duiventil
- Dukaat
- Dundoek
- Durk (scheepvaart)
- Dutter (bankwerker)
- Dwaallicht