Gepubliceerd op 18-08-2020

Drost

betekenis & definitie

Drossaard, opperschout, overrechter, ambtman. Aanvankelijk werd de naam drossaard, welke spijsdrager beteekende, gebruikt voor den koninklijken hofmeester.

Later ging de titel over op andere hoogwaardigheidbekleeders, evenals dat bij den naam maarschalk het geval is geweest; eerst was maarschalk de paardenknecht, dan de opperstalmeester. Andere dergelijke hooge ambten waren die van schenker, broodbezorger, schrijver.De graven stelden voor de hooge (lijfstraffelijke) rechtspraak baljuwen aan, die in het Oosten des lands drosten genoemd werden. De baljuwschappen, in het Oosten „landschappen” genoemd, waren verdeeld in ambachten, waar een ambtenaar (de schout) voor de lage rechtspraak werd aangesteld. Toen, bij de uitbreiding van het leenstelsel, het schoutambt en het drostambt als leen werden uitgegeven, noemde men het gebied van drost en van schout: hooge of hals- en lage of ambachtsheerlijkheden.

Behalve met de rechtspraak, kreeg de drost ook bemoeienis met bestuurszaken; hij werd belast met overheidsgezag en werd de bestuurder in een gebied. Verleende de graaf aan een dorp stadsrechten, dan benoemde die stad haar eigen schout of richter en haar eigen schepenen (bestuurders). De lijfstraffelijke rechtspraak bleef echter aan den graaf en werd uitgeoefend door den drost. In de geschiedenis zijn bekend de drost van het graafschap Zutfen, van Vollenhove, van het Veluwekwartier, van Salland, van Twente, van IJselmuiden en van Haaksbergen. De drost was leider van het drostengericht (de rechtbank) en dikwijls de voorzitter der Statenvergadering. In Holland en Zeeland had de baljuw dezelfde taak.

De drosten werden zeer machtig en verwierven bijzondere rechten, met name die der hand- en spandiensten, welke na afschaffing van vele andere voorrechten lang in zwang zijn gebleven. Wel schaften in 1717 de Staten deze diensten af, maar in Overijsel stoorde de drost zich daaraan niet en het duurde tot 1784 voordat daar, niet zonder strijd, die rechten werden prijs gegeven.

Een der baljuwen van het Gooi heeft een bijzondere vermaardheid gekregen. Dat was de dichter P. C. Hooft, die op het Muiderslot woonde (zie Muiderkring). Bij de omwenteling van 1795 verdween de naam drost. Onder Lodewijk Napoleon herleefde hij.

De hoofden der departementen werden toen landdrosten geheeten en de hoofden der kwartieren drosten. Bij de staatsregeling van 1813 verdween de naam voorgoed. De landdrost werd de prefect, later gouverneur der Provincie en tegenwoordig commissaris der Koningin. In Zuid-Afrika is de naam drost voor rechter, in de Boerenrepublieken blijven bestaan.