4.135 Onderwerpen
78.662 Bezoekers
Woordverklaring: woordenboek voor praktische kennis © door Dr. Metz, Arts te Vorden. Uitgegeven door W.J. Thieme te Zutphen. Gedigitaliseerd door Marijke Verstege
Woordverklaring
Dr. L.M. Metz - 1937
Definities en betekenissen van Woordverklaring
A
- Aak (scheepvaart)
- Aal
- Aalgeer (visscherij)
- Aalmoezenier
- Aalstreep
- Aalt (landbouw)
- Aambeien (geneeskunde)
- Aamt (veeteelt)
- Aan den wind (zeilen)
- Aanbestoelen
- Aanbikken (boschwezen)
- Aanbinder (bouwkunde)
- Aandachtstreepje
- Aanhalen (rechten)
- Aanjuk (landbouw)
- Aanleg (rechten)
- Aanmonsteren (zeevaart)
- Aanrecht (bouwkunde)
- Aanschieten (bouwkunde)
- Aanspreker
- Aanstrijken (metselaar)
- Aantrede (bouwkunde)
- Aantrekken (bouwkunde)
- Aanvanger (glasfabriek)
- Aanwijzing (koophandel)
Toon meer
B
- Baaierd
- Baak (bouwkunde)
- Baak (scheepvaart)
- Baal (papier)
- Baan
- Baanderheer
- Baantjesgast
- Baar
- Baard
- Baardmankruikje
- Baardwerk (waterbouwkunde)
- Baddings (timmerman)
- Bagge
- Baggelaar (veenderij)
- Bak (scheepswoord)
- Bak (waterbouwkunde)
- Bak (zeevaart)
- Bakelaar
- Bakermat
- Bakkerskolen
- Bakkerstor
- Bakpoeder
- Bakspieren (zeevaart)
- Bakstag (zeilvaart)
- Bakzeil (zeilen)
Toon meer
D
- Daal
- Dading (rechten)
- Dagblindheid
- Dagbroer
- Dagelijksch bestuur
- Dagge
- Dagge (metselaar)
- Daghandel (beurs)
- Dagmaat (bouwkunde)
- Dagmaat (oppervlaktemaat)
- Dagorde
- Dagorder (leger)
- Dagvaarding (rechten)
- Dagwerk
- Dagzoom
- Dakruiter (bouwkunde)
- Dakstoel (bouwkunde)
- Dalgrond (landbouw)
- Dallesdekker
- Dam (bouwkunde)
- Damast
- Damhertenleer
- Damketting
- Dampdichtheid
- Dampigheid (paarden)
Toon meer
E
- Ebbenhout
- Eek (looierij)
- Eenhoorn
- Eenruiter
- Eenworm (landbouw)
- Eereraad
- Eerlijk (veehandel)
- Eest
- Egelantier
- Egge (bouwkunde)
- Egge (landbouw)
- Egge (timmerman)
- Eggig
- Eierlijst (bouwkunde)
- Eierstok
- Eigen richting (rechten)
- Eigendom
- Eigengeërfde
- Eigengereid
- Eigenhandig testament
- Eileider (ontleedkunde)
- Eisdener Klumke
- Elft (visscherij)
- Ellen (houthandel)
- Elzenvlag (boschbouw)
Toon meer
F
- Faktorij
- Falie
- Fazel (veeteelt)
- Feitel (vrouwekleeren)
- Felzen (blikbewerking)
- Fenegriek
- Festoenen
- Feziken
- Fijt (geneeskunde)
- Fint (visscherij)
- Fit
- Fits (timmerman)
- Flens
- Flerecijn (geneeskunde)
- Flesschentrekker
- Fleur (visscherij)
- Flierefluiter
- Flikjes
- Flikkerlicht (zeevaart)
- Flint
- Flint (schipperij)
- Flintglas
- Floers
- Flouw (visscherij)
- Fluis
Toon meer
G
- Gaal
- Gaar
- Gaarde (waterbouwkunde)
- Gaardeboek
- Gaarkeuken
- Gaarkoper
- Gaarvat (kaasmakerij)
- Gaasvleugeligen
- Gadoop (R.K. kerk)
- Gaffel (zeilen)
- Gaffelschoener (zeevaart)
- Gagel
- Gal (paarden)
- Gal (plantkunde)
- Galei
- Galei (drukkerij)
- Galg
- Galjoen (zeevaart)
- Galjoot (scheepvaart)
- Galmei
- Galmgaten
- Galnoten
- Galsteenen
- Gammel (jodenwoord)
- Gander
Toon meer
H
- Haaf (landbouw)
- Haaf (visscherij)
- Haag (steenbakkerij)
- Haagbeuk (wagenmaker)
- Haagspel
- Haaien (paarden)
- Haaietanden
- Haaiman
- Haaksch
- Haal
- Haalgolf
- Haalpen (schipperij)
- Haam (paarden)
- Haam (veeteelt)
- Haander (tuinbouw)
- Haarschimmel (veeteelt)
- Haarspit (landbouw)
- Haarvaten (ontleedkunde)
- Haas (slager)
- Hagelsnoeren
- Hagepreek
- Hakkebord (muziek)
- Hakkebord (scheepvaart)
- Hakkels
- Hakkepoffer (scheepvaart)
Toon meer
I
- Iepenziekte
- Ier (landbouw)
- Iersch mos
- IJbot (visscherij)
- IJf (tuinbouw)
- Ijle haring (visscherij)
- IJmker
- IJsbeen (keuken)
- IJsheiligen
- IJslandsch mos
- Ijzeraarde
- Ijzeren Man
- IJzerkies
- IJzermenie
- Ijzeroer
- Imker, IJmker
- In den wind gaan (handel)
- Inbakker (visscherij)
- Indische spekkoek
- Ingeschreven cirkel (wiskunde)
- Ingeschreven veelhoek (wiskunde)
- Inhouten (scheepsbouw)
- Inklinken
- Inkroozing
- Inktvisschen
Toon meer
J
- Jaaghout (zeilen)
- Jacht (zeilvaart)
- Jachter (veeteelt)
- Jachtpomp (schipperij)
- Jachtrente
- Jachtschotel (keuken)
- Jachtwater
- Jagen
- Jager (aan haarden)
- Jagers (krijgskunde)
- Jakobakannetje
- Jakobsladder
- Jakobsstaf
- Jakobszalmen
- Jan in den zak (keuken)
- Janhagel
- Jannen (tuinbouw)
- Jasker
- Jaspis
- Jicht (geneeskunde)
- Jijn (scheepstuig)
- Jister (veeteelt)
- Job
- Jochelen (scheepsbouw)
- Jol (scheepvaart)
Toon meer
K
- Kaag
- Kaak
- Kaak (bouwkunde)
- Kaam
- Kaan
- Kaapsche wolken (keuken)
- Kaapstander
- Kaar
- Kaarden (spinnerij)
- Kaardgaren (spinnerij)
- Kaasstof
- Kabbeling (zeevaart)
- Kabelaring (zeevaart)
- Kabelgaren
- Kabelgat (scheepvaart)
- Kabellengte (zeevaart)
- Kabelslag (zeevaart)
- Kabuiskool
- Kachemierwol
- Kadaster
- Kadastrale leggers
- Kadegraaf
- Kader
- Kadraaien
- Kaken (visscherij)
Toon meer
L
- Laadboom (zeevaart)
- Laag (notaris)
- Laan
- Laatdunkend
- Labben
- Labberdaan (visscherij)
- Lachgas
- Lagen (paarden)
- Lakenvelders (veeteelt)
- Lakmoes
- Lakschurft (landbouw)
- Lam Gods
- Lameroen (touwslager)
- Lamfer
- Lammetje (dieventaal)
- Lammetjespap (keuken)
- Lampenist (zeevaart)
- Lamprei (jacht)
- Lamprei (visscherij)
- Lamsvlies
- Landdrost
- Landjuweel
- Landlooperij (rechten)
- Landmeter
- Landraad
Toon meer
M
- Maagdenhoning
- Maagdenwas
- Maagdepeer
- Maaien (paarden)
- Maaiveld (landbouw)
- Maal (briefpost)
- Maal (veeteelt)
- Maanblindheid (paarden)
- Maankind (verloskunde)
- Maanmaand
- Maanringen (houthandel)
- Maanzaad
- Maarschalk
- Maartegerst
- Maatjesharing
- Maatschap (rechten)
- Machtspreuk
- Mad
- Made
- Made (landbouw)
- Magere kalk
- Magneetijzersteen
- Makelaar (bouwkunde)
- Makelaar (handel)
- Mal
Toon meer
N
- Naald (bouwkunde)
- Nachtblindheid
- Nachtglas (zeevaart)
- Nachtmerrie
- Nagelhout
- Nagelriem
- Namanen (rechten)
- Natrekking (rechten)
- Natuurlijke verbintenis (rechten)
- Naweide (landbouw)
- Neer (zwemmen)
- Neg (bouwkunde)
- Negenoog (geneeskunde)
- Negerzoenen (banketbakker)
- Negotiepenning
- Nekkramp
- Nest (visscherij)
- Nestel
- Netelroos (geneeskunde)
- Netvlies (ontleedkunde)
- Neuren (veeteelt)
- Neus (bouwkunde)
- Neuslijst (bouwkunde)
- Neut (bouwkunde)
- Nevelvlekken
Toon meer
O
- Oerdiertjes
- Oergesteente
- Oerklei (landbouw)
- Oermensch
- Oeros
- Oeveraas
- Offerblok (R. K. Kerk)
- Oir
- Ojief (bouwkunde)
- Oker
- Okshoofd
- Oktrooi
- Olie van Baai
- Olie van Dippel
- Oliegas
- Oliesteen
- Oliezoet (scheikunde)
- Oliezuur
- Omber (verfstof)
- Omkeerkoppeling
- Omslag (Timmerman)
- Omtoor (visscherij)
- Onbekrabbeld
- Onderhandsche akte
- Ondermelk (veeteelt)
Toon meer
P
- Paaien (visscherij)
- Paaien (zeevaart)
- Paal
- Paalsteek (scheepvaart)
- Paalworm
- Paander
- Paard (zeilvaart)
- Paardebil (veeteelt)
- Paardeklinkers
- Paardekracht
- Paardelijn (zeilvaart)
- Paardepoot (houthandel)
- Paarlemoer
- Pakharden (ijzerbewerking)
- Pakhuismeesteren
- Pakking (waterbouwkunde)
- Pakking (werktuigkunde)
- Pakkingbus (werktuigkunde)
- Pakkingkraan
- Paknaald
- Pakpaard
- Paladijn
- Palankijn
- Palissander
- Palmhout
Toon meer
R
- Ra (zeilvaart)
- Raad van Indie
- Raad van State
- Raad voor de Scheepvaart
- Raadkamer (rechten)
- Raadsheer
- Raai
- Raaigras
- Raapolie
- Raapstelen (keuken)
- Raasdonders (soldatenkeuken)
- Rabauw
- Rachel (houthandel)
- Raderdiertjes
- Rak (scheepvaart)
- Rak (zeilen)
- Rammel schijf (werktuigkunde)
- Randjesziekte (tuinbouw)
- Rank (scheepvaart)
- Rans
- Rap
- Rapen, berapen (metselaar)
- Rapier
- Rasphuis
- Rasterdruk
Toon meer
S
- Sabelbeenen (paarden)
- Saffiaan
- Saffier
- Saffraan
- Sajet
- Sakkerdaan (houthandel)
- Salamander
- Salie
- Salmiak
- Salpeter
- Salpetervreters (landbouw)
- Sandelhout
- Sappe (krijgskunde)
- Sas (vuurwerk)
- Sas (waterbouwkunde)
- Satijn
- Satijnhout
- Sausjes
- Schaafstroo
- Schaaldelen (houthandel)
- Schaar (meentschaar)
- Schaarhout
- Schabel
- Schabeljoen
- Schabrak
Toon meer
T
- Taai-taai
- Taan (visscherij)
- Taats
- Tabbaard
- Tabernakel
- Tachtigers
- Tafelronde
- Tagrijn
- Takel
- Takelen (schipperij)
- Tal
- Talent
- Talhout
- Talie (zeilvaart)
- Taling
- Talk
- Talreep (schipperij)
- Talud (waterbouwkunde)
- Tamp (scheepvaart)
- Tap (kuiper)
- Tap (metaalbewerking)
- Tapeind (metaalbewerking)
- Tapsch
- Tapschroef (metaalbewerking)
- Taptoe
Toon meer
U
V
- Vaam
- Vaargeul
- Vaarkoeien (landbouw)
- Vaars (veeteelt)
- Vaarschroef
- Vaatbundels (plantkunde)
- Val (zeilen)
- Vallende ziekte
- Valreep (zeevaart)
- Van den wind (zeilen)
- Van zessen klaar (paarden)
- Van-dikte-bank
- Vang (slager)
- Vangbanden (tuinbouw)
- Vangdraad
- Vanglijn (scheepvaart)
- Vangsnoeren
- Vare koeien, vaarkoeien
- Varend (paarden)
- Vaste oplossingen (natuurkunde)
- Vaste sterren
- Vastenavond
- Vechtwagen
- Veeltelig (plantkunde)
- Veem
Toon meer
W
- Waakteen (bouwkunde)
- Waard
- Waardenhout
- Waardsman
- Waarloos (scheepvaart)
- Wabber (vinkenbaan)
- Wachtbed (tuinbouw)
- Wachtdeur (molenaar)
- Wachtschip (visscherij)
- Wad
- Wagenschot
- Wagenwielooren
- Waggen
- Wak (kaasmakerij)
- Wakel (plantkunde)
- Walharing
- Walkapitein
- Walken (lakenbereiding)
- Walmachinist
- Walschot
- Wam (veeteelt)
- Wan
- Wan (landbouw)
- Wandluis
- Want (zeilvaart)
Toon meer
Z
- Zaagdak (bouwkunde)
- Zaagraam (houtbewerking)
- Zaathout (scheepsbouw)
- Zadel (smederij)
- Zadeldak (bouwkunde)
- Zakelijk recht
- Zakelijke belasting
- Zakgoten (bouwkunde)
- Zaling (bouwkunde)
- Zaling (zeilvaart)
- Zalmsteek (visscherij)
- Zalmtrappen
- Zandblad
- Zanderen (steenhouwen)
- Zandoer (aardkunde)
- Zandpalen (bouwkunde)
- Zandsteen
- Zandstrooken (scheepsbouw)
- Zangertje (drank)
- Zavelgrond
- Zedelijk lichaam (rechten)
- Zee-egels
- Zeebliek
- Zeebrieven
- Zeeforel
Toon meer