Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

Gepubliceerd op 18-08-2021

vijzel

betekenis & definitie

(18e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Eigenlijk: komvormig gereedschap.

• Oei, oei, dat was me een lekkere stoeipartij! Die was in geen jaar in d’r vijzel gestampt door die vent van haar. (Robert Anker: In de wereld. 2017)