vijzel
(18e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Eigenlijk: komvormig gereedschap. • Oei, oei, dat was me een lekkere stoeipartij! Die was in geen jaar in d’r vijzel gestampt door die vent van haar. (Robert Anker: In de wereld. 2017)
Marc De Coster
(18e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Eigenlijk: komvormig gereedschap. • Oei, oei, dat was me een lekkere stoeipartij! Die was in geen jaar in d’r vijzel gestampt door die vent van haar. (Robert Anker: In de wereld. 2017)
Nederlandstalige WikiWoordenboek
vijzel - Zelfstandignaamwoord 1. (m): (scheikunde), (gereedschap) een vat waarin met een stamper stoffen fijngestampt kunnen worden ♢ Vijzels worden van hard materiaal zoals messing, porselein of agaat vervaardigd. 2. (f)/(m) (techniek), (bouwkunde) een dommekracht of kr...
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Schrijver op Ensie
Een houten of ijzeren spil (as), waaraan een soort kurkentrekker is bevestigd. Diagonaal onder een helling van 22 tot 30 graden geplaatst. Door middel van een vijzel maalt een poldermolen of een tjasker het water omhoog. Een andere naam voor vijzel is "schroef van Archimedes".
Begrippenlijst van Hoogheemraadschap van Rijnland.
Een vijzel is een grote schroef die water omhoog draait. Vijzels worden gebruikt op waterzuiveringen en in gemalen.
Alles over Zeeland
Eén der oudste werktuigen voor het opvoeren van water. Bestaat uit een vaste cilindervormige mantel waarin een stalen as. voorzien van schroefvormige bladen, in beweging wordt gebracht. Door de beweging onder een bepaalde helling te doen plaats hebben, kan het water bijv. over een kade of niet al te hoge dijk enkele meters hoog worden opgevo...
Encyclopedie voor Zelfstudie
een stevig vat (meestal van metaal of van dik porselein) met een halfronde bodem, waarin harde stoffen met een stamper worden stukgewreven of verbrijzeld.
De grote encyclopedie van antiek
een rond vat met uitstaande wand. gebruikt voor het vermorzelen en fijnstampen van kruiden, chemische produkten, suikerbroden e.d., in apotheek, schildersatelier en keuken. Meestal van marmer, brons of koper.
Agrarisch Encyclopedie
Wateropvoerwerktuig bestaande uit een as, waarop 2 of 3 schroefgangen zijn aangebracht. De v. draait passend in een hellende goot, de opleider of vijzelkom, waarbij het water (gedragen door schroefgangen en opleider) opgevoerd wordt. Het ondereinde van de v. moet om een goed nuttig effect te verkrijgen tot de as in het binnenwater steken. Het boven...
Friesch woordenboek
s., fizel; (van watermolen), skroef.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
m. (-s), koperen of ijzeren, thans veelal stenen, zich naar boven verwijdend vat om er met een stamper iets in fijn te stampen, mortier ; — (spr.) de vijzel riekt altijd naar het look, afkomst laat zich niet verloochenen. VIJZELTJE, o. (-s).
Encyclopedie van A tot Z - 1949
vat met doorgediepte bodem, vervaardigd uit niet roestend materiaal (bijv. messing of hout), waarin men door middel van een knotsvormige stamper vaste stoffen tot poeder fijn stampt of wrijft. Porseleinen V. (meestal half bolvormige bak), wordt mortier genoemd.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
1. m. vijzels (stampvat); z. mortier. 2. v. vijzels (schroef; werktuig tot het opvoeren van water, ook, vijzelmolen; werktuig tot het opwinden van lasten).
Encyclopedie voor Iedereen
1) metalen (meest koperen) of steenen vat, waarin met behulp v/e stamper harde bestanddeclen tot poeder worden verbrijzeld; 2) hefwerktuig v. zware lasten (soort v. → dommekracht).
25 delen, uitgegeven 1933-1939. Uitgeverij Joost van den Vondel te Amsterdam.
Bekervormig stampvat. Oudtijds in huishouden en bij de bereiding van poederachtige stoffen veel gebruikt. Thans nog in de pharmacie en chemie. Vgl. → Mortier. Kunsthistorisch. Tot in de 18e eeuw vormde de v. een onontbeerlijk deel van het huisraad. De Gotische v. vertoonen profileeringen, loof- en maaswerk en randschriften met godsdienstige sp...
Modern Woordenboek (1930-1961)
('vijzəl) I. m. (-s; -tje) [~ Lat. pinsere, vermorzelen] metalen vat om er iets in fijn te stampen : de van de apoteker. Syn. mortier. II. v. (-s) [< vijs, schroef] van een schroef voorzien instrument nl. 1. Archimedesschroef, vijzelmolen. 2. windas, dommekracht.
T. Pluim - 1921
(schroef), werktuig op el, afgel. van vijzen — schroeven, van ’t Middelned. vize, en dit van ’t Fransche vis = schroef. Opvijzen is dus opschroeven; overdrachtelijk: overdreven verheffen: „om ons Duitsch ten toppunt op te vijzen.” Thans als frequ. opvijzelen: iemands deugden opvijzelen. Vroeger ook letterlijk: „H...
Woorden en uitdrukkingen verklaard
zie bij Opvijzelen.
Schrijver op Ensie
een werktuig om door middel van een schroef een last te doen rijzen of zakken, voor kleine afstanden. Een tonmolen, voor opvoer van water, welke van binnen een groote houten schroef heeft, wordt ook wel vijzel genoemd.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip vijzel heeft 2 verschillende betekenissen: 1. vijzel - VIJZEL - m. (-s), diep koperen of ijzeren werktuig om er met een stamper iets in fijn te stampen. VIJZELTJE, o. (-s). 2. vijzel - VIJZEL - v. (-s), eene soort van windas, dommekracht, kelderwinde; — schroef aan het drijl- en spoelwiel bij de zeildoekreederij om het touw van h...
I.M. Calisch (1864)
Vijzel, m. (-s), koperen of ijzeren werktuig (om er iets in fijn te stampen); (soort) windas. *-EN, bw. gel. (ik vijzelde, heb gevijzeld), met eenen vijzel opwinden. *-HOOFD, o. (-en), schroef van den vijzel. *-STAMPER, m. (-s).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.