Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-04-2024

uitbuiken

betekenis & definitie

(1991) (inf.) het eten laten zakken door aan tafel te blijven zitten.

• We zien vijf broers na een copieus diner duttend uitbuiken. (NRC Handelsblad, 07/03/1991)
• Uitbuiken: na de maaltijd even rustig zitten om het eten te laten zakken. (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• uitbuiken: na de maaltijd in alle rust de spijsvertering aan het werk laten. (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991)
• Uitbuiken van het kerstdiner? Op Tweede Kerstdag wordt in Ruinen de traditionele kerstwandeling gehouden. (Algemeen Dagblad, 22/12/1994)
• Iedere moedertaalspreker van het hedendaags Nederlands weet, zonder dat de stoppen bij hem doorslaan, dat er met de volgende woorden wel iets aan de hand is. Ik noem hier beneuzelen, je stinkende best doen, draaikonten, de grasdokter van de Amsterdamse ArenA, iemand een kloot afdraaien, lullo, modemmeid of webjuf, politiemeervoud (u wordt aangehouden met de vraag: ‘Waar gaan wij naar toe?’), spiekprof, snabbelprof en spookprof, uitbuiken, shit en fuck. (P.G.J. van Sterkenburg: Op weg naar W(E)TEN. Een nieuw wetenschappelijk woordenboek van het twintigste- en eenentwintigste-eeuwse Nederlands. 1997)
• Het parlement was jarenlang een plaats waar politici kwamen uitbuiken en een middagdutje doen. (NRC Handelsblad, 02/12/2000)
• Rafael is nog niet eens halverwege, maar boert al brokken appel op, de slagroom spuit uit zijn neus. Hij laat zich loom achteroverzakken. Even lekker uitbuiken tegen Roels dikke buik. (Jan Eilander: Raffie. 2005)
• ‘Ik moet even uitbuiken, hoor,’ zegt hij. ‘Ik ben moe geworden an die zee.’ (Mark Verver: Ik heb nergens spijt van. Het leven van Dikke Denis. 2008)
• Lieve Hella, de zon is er weer, brandt al warm in onze nek, ik ga straks bij het zwembad lezen en uitzakken en uitblazen en ook uitbuiken. (Willem Nijholt: Met bonzend hart. Brieven aan Hella S. Haasse. 2011)
• En dat je dan na Youp op Nederland 1 blijft hangen, geluid uit, een soort van uitbuiken, maar dan toch doorschakelt naar BBC 2, de Hootenanny van Joolz Holland, en voor de zoveelste keer bedenkt: zo kan het ook. (Adriaan Bontebal: Tot hier en niet verder. 2012)
• Nu zitten Aurélie en Philip naast elkaar uit te buiken op de bank. (Jamal Ouariachi: Een honger. 2015)
• Ik moet uitbuiken. (Elfie Tromp: Underdog. 2015)
• Zoals iedere zaterdagavond staat het hier om een uur of tien weer vol met uitbuikende dertigers en veertigers. (Jeroen Guliker: Harde noten. 2017)
• Na het eten komt het verwerken van het eten. Dan valt vaak een woord dat ik zou willen nomineren voor een zeer hoge plek op de viezewoordenlijst: uitbuiken. Uitbuiken klinkt als een eindstation. Alsof er nooit meer ingebuikt wordt. (Paulien Cornelisse: Taal voor de leuk. 2018)
• Als het om taalgebruik gaat, wordt het al interessanter: wist u bijvoorbeeld dat woorden als souterrain, bonbon en horloge in het Frans iets heel anders betekenen? Andersom is onze Franse gast geïntrigeerd door woorden als ‘natafelen’, ‘uitbuiken’ en de tongbreker ‘gegrilde groenten’, woorden die vanavond erg van pas komen. (De Volkskrant, 27/12/2023)