Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-07-2021

trapper

betekenis & definitie

(2017) (stud.) (meestal verkleinvorm) fiets. Syn.: Harley* Trapson. Zie ook: trappers*.

• “Feutmans, heppie een trappertje?” vroeg de andere beschaver, de aardige, het fatje, in een gemaakt Amsterdams accent.
“Een trappertje?”
“Een fiets,” vertaalde Goeman Borgesius behulpzaam. (Viktor Frölke: Het dispuut. 2017)