Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-07-2022

tillen

betekenis & definitie

(1953) (inf.) afzetten, bedriegen, een loer draaien, op een listige manier benadelen; oplichten; ook wel `beroven'. De beeldspraak die hier gebruikt wordt, is in feite dezelfde figuurlijke betekenis als in oplichten: `in de hoogte tillen, optillen' en vandaar `ontvoeren; afhandig maken'. Zie ook in de teil tillen*, in het schip tillen*. Er bestaat ook een zelfstandig naamwoord tiller `bedrieger, afzetter'.

• Hij gaf grif toe, dat hij een vals bankbiljet van honderd dollar in zijn handen had. „Maar", zei hij, „daarmee wilde ik iemand „tillen", met weik bargoens hü de oplichting van een argeloze bedoelde. (Het vrije volk, 09/01/1953)
• ‘Maar je laat je toch niet tillen voor twaalf mud,’ vond de kastelein. (Simon Carmiggelt: Duiven melken. 1960)
• Ik geloof dat ik getild ben voor een rug. (Simon Carmiggelt: Kroeglopen. 1962)
• En je tilt me óók nog voor een paar knaken per dag. (Simon Carmiggelt: Mooi weer vandaag. 1965)
• Moet ik me dan nou nog herinneren of ik je getild heb voor 'n pilsje op 'n zaterdag? (Simon Carmiggelt: Morgen zien we wel weer, 1967)
• Die jongen moet getild! (Heere Heeresma: Geschoren schaamte, 1968)
• Ik woon in zo'n logement, waar ze je tillen voor tien gulden per nacht.... (Simon Carmiggelt: Je blijft lachen. 1968)
• Die bonnengozer begon te janken en zei dat ze hem ook hadden getild. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• Maar je opa kun je tillen en dat doet hij met groot raffinement. (Simon Carmiggelt: Elke ochtend opstaan. 1973)
• Maar ga er niet mee naar de hoeren. Want een vrouw is niet te koop. En als je het toch probeert, verdien je niet beter dan genadeloos te worden getild. (Arie Visser: Het vangen van de draak, 1983)
• Overal ter wereld ga ik op de vuist als ik door een taxichauffeur of een ober wordt getild ... (Jan Cremer e.a.: De liefdes van Jan Cremer, 1988)
• De Haagse politie sloot onlangs een onderzoek af naar een netwerk dat de fiscus en het SFB voor tenminste 5,8 miljoen gulden heeft getild. (De Volkskrant, 29/09/1990)
• We rijden te hard. We betalen ons tramkaartje niet. We tillen de belasting. (Elsevier, 06/07/1991)
• Ik dacht: ze tilt me voor één gulden. (Simon Carmiggelt: Schemeren. 1992)
• Later die dag moet je erkennen dat je wel degelijk bent getild, want honderd gulden voor twee whisky, vier Spaanse woorden en één slappe lach is wel heel erg veel. (Joost Zwagerman: Het jongensmeisje. Verhalen. 1998)
• Als domoor wordt hij getild door een groepje aannemers, zonder er iets aan te doen. (het Parool, 26/08/2002)
• Ons onderzoek wees echter onder meer uit dat de reeds tal van keren wegens vermogensdelicten veroordeelde klusjesman het slachtoffer voor een groot bedrag had ‘getild’, door het innen van door haar reeds ondertekende blanco girobetaalkaarten. (J.A. Blauw: Dossier Blauw. Memoires van een oud-hoofdcommissaris van politie. 2004)
• Dezelfde Verdonk is onlangs door een financiële fantast voor bijna anderhalve ton genaaid. Een bedrag dat haar vastgoedvriendjes per dag via malversaties bij massaal getilde pensioenfondsen vangen, maar dit terzijde. (Youp van ’t Hek: Bacteriën moeten ook leven. 2008)
• Ik vraag me nu voortdurend af waarom ik toch zoveel prijs stel op eerlijkheid, terwijl ik weet dat ik overal waar ik kom, Brussel, Parijs, Rome, Londen, zelfs Kopenhagen als het enigszins kan, word getild. (Nelleke Noordervliet: Gigengacks reizen. 2014)
• En de belasting werd natuurlijk getild bij het leven. (Raoul Serrée: De Wallen in de jaren '60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)
• Als we ons als academici met dit soort rare dingen moeten bezighouden, dan kan je niet anders dan de boel tillen. (Youp van ’t Hek: Youp voor gevorderden. 2016)