Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2023

salamander

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (scheldw. met wisselende betekenis) boosaardig, vals iemand. Vaak voorafgegaan door 'valse' of 'doorgefourneerde'. Ook in de vorm 'salamanderse kwajongen'.

• Wel goddomme, jou vuile salamander, wil je je bek houe. (Herman Heijermans: Kamertjes-zonde. 1898)
• Daar sal je lol van hebbe ... Soo’n rijke sallemander. (Herman Heijermans: Het zevende gebod. 1899)
• ’t Is zoo’n gierige salamander. (Bernard Canter: Twee weken bedelaar. 1900)
• Toen deze waarheid ook doordrong tot in Janus' brein, rochelde de contrabas weer, en klonk er Janus' lijfwoord, dat ik, nu het geen reputatie meer besmetten kan, hier maar, als historisch document vermelden zal: "vuile sallemander". (de Groene Amsterdammer, 10/06/1900)
• Maar de lui die erbij stingen kon je niet altijd vertrouwen: daar wazze valsche krengen onder, die je met 'r lui perreplu wouwen prikken, zukke dooië sallemanders! (M.J. Brusse: Boefje. 1903)
• En laat nou de sallemander zeggen, tegen de buren, toen ze d'r uit moest: had ie nou niet veel wijzer gedaan, as-t-ie mijn een week huur had gegeve voor eene andere woning; nou het-ie nog veel meer kosten. (Henri Hartog: Sjofelen. 1904)
• Da's nou de tweede keer da' se me dat lapt. Ze laat de mensche maar an de deur staan. Me man zegt: 'k wil espres 's avonds niet an de deur gaan, omdat 't zoo'n valsche sallemander is. (Henri Hartog: Buurtleven. 1904)
• Moet je begrijpen, dat je daar nog na de kerk toe moet ook, affijn je doet 't voor je divertissement, want 't bennen zulke doorgefourneerde sallemanders, dat ze je op Zondag niet laten luchten... (Jacob Israël de Haan: Pijpelijntjes. 1904)
• Daarbij raasde en tierde hij als een bezetene. 'Ik zal je, kleine salamander!' (Johan Fabricius: De scheepsjongens van Bontekoe. 1923)
• Eens beet Hek in Miesjes pop,
't Meisje gaf het beest een schop,
Dirk vloog op en loeide: 'Valsche salamander,
Raak die hond nou nog 's aan,
Sal ik je effe kreupel slaan. (Louis Davids: Het hondje van Dirkje. 1925)
• En meteen mikte hij dat ei pardoes plat over z'n kop, dat 't struif 'm langs z'n snoet lekte. - Lamme salemandèr! (M.J. Brusse: De lotgevallen van d’n Ouweheer Dorus. 1926)
• Sallemander = salamander, vooral ook als scheldnaam: rooie sallemander. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Jij heb kracht in je fikke, brutale sallemander! (A.M. de Jong: Merijntje Gijzen's jonge jaren. 1935-'38)
• Vooroit loie sallemanders.... (Piet Bakker: Branding. 1940)
• .... die kleine astrante salamander van 'n Stippeltje.... (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• Lelijke stomme sallemander, as je nou pothierengunter die pan met snert niet pothierengun-ter in je pothierengunterse stomme tegels kan houwe, smijt je dan pothierengunter meteen over de reling, dan zijn we tenminste pothierengunter van je pothierengunterse pestgezicht af.... (Piet Bakker: Logboek van de Gratias. 1963)
• ‘En of gij koorts hebt, ouwe salamander,’ verzekerde Angelino hem. ‘ (Toon Kortooms: Help! De dokter verzuipt... 1968)
• Sallemander: boosaardig, vals mens. (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• Oma snoof: ‘Lelijke salamander, ga je paaien?’ (Catalijn Claes: De weg die wij gaan. 2015)

2) (1914) (Vlaanderen, stud.) drinklied; heildronk waarbij het glas tot op de bodem moet worden leeggedronken: 'een salamander doen, drinken'. Uit de Duitse studententaal overgenomen. De Duitse volkstaaldeskundige H. Küpper geeft 1840 als vroegste bron. De salamander zou volgens de oude voorstelling in het vuur leven. Jenever of andere sterke drank wordt door de studenten brandend aan de mond gebracht.

• Onze drinkformuuls, onze salamanders zijn stokstijf tot ons gekomen uit studentenmiddens waar men met plechtstatigheid drinken kan en de meest ongebonden zuiperijen op militair commando laat afloopen. (Ons Leven, 23/06/1914)
• Leerlingen praten over de 'pref' (prefect), de 'sup' (subregent), de 'baas' (directeur), het 'labo' of het 'lab' ''t kot' (het college), 'flessen' of 'buizen' of 'stralen' (zakken). Studenten hebben het over de 'vice' (de vice-rector), de 'geestjes' (Leuvens studentenslang voor priestersstudenten), zo genoemd naar het gebouw waar zij verblijven: de Heilige Geest, het 'varken' (Leuvens studentenslang voor het Pauscollege), een 'peda' (pedagogie), een 'por' (studente), de 'bib' (bibliotheek), het 'sportkot', de 'prof'. Andere voorbeelden zijn: 'rollen' (boemelen), 'pandoer' (politieagent), 'schacht', een 'salamander' (heildronk waarbij een glas bier in één teug wordt leeggedronken), 'commilito', 'een gaffel uithalen' (een flater maken), 'korpus' of 'karkas' (lichaam), 'aan elleboogsport doen' (veel drinken), een 'bieke' (favoriet€ van de leraar), een 'harlie trapson' (fiets). (M. Thys: Nederlands Taalboek. De Ring. Taalbeheersing VI. 1963)
• (Mon de Goeyse: O Vrij-Studentenheerlijkheid. Historisch-studentikoze schetsen. 1987) p. 22
• Salamander: plechtige heildronk, het glas wordt ad fundum geledigd, nadat het commando op allerlei hoogten werd geheven; oorspronkelijk in Duitsland met brandende schnapps gedronken. (Kurt de Gendt: Studentenboek 1992-1993)
• (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Salamander. Niet alleen de naam van een café in de Overpoortstraat, maar ook een synoniem voor een ad fundum. (de Standaard, 06/11/2008)

3) (eind 19e eeuw) homoseksueel. Naar het tweeslachtige diertje.

• (Arendo Joustra: Supplement bij het homo-erotisch Woordenboek. In: Homologie 4/90)

4)(1883) kleine, makkelijk verplaatsbare, gietijzeren kachel die erg zuinig in gebruik was.

• De „Salamander”. De eenige kolenkachel, welke door de Geneeskundige Academie te Parijs is aanbevolen. Deze kachel heeft een afgesloten zichtbaar vuur, wordt slechts éénmaal per winter aangemaakt, en elke 24 uur gevuld. Kan, zonder gevaar voor brand en zonder hinder van walm, brandend van het ééne vertrek naar het andere gerold worden. (advertentie in Rotterdamsch nieuwsblad, 20/10/1890)
• De groote salamander-kachel ronkte alleraangenaamst…(J.M.W. Knipscheer: De blauwe draak. 1926)
• De zusters zorgden zo liefderijk voor haar.... Och wat een verschil bij die Braatvissen! Die mochten dan ook niets meer erven, hoewel zij vroeger bedacht waren geweest met een oud salamander-kacheltje en twe rottingstoelen. (Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 38. 1928)
• Hout geeft een belangrijke roetafzetting. Daarom dient men bij het stoken van hout jaarlijks den schoorsteen te laten vegen. Salamanderkachels en soortgelijke stookinrichtingen. De ideale stookinrichting voor tijden als deze! Men kan inden Salamander alles stoken: turf, bruinkoolbriketten, eierkolen, cokes, anthraciet, hout, kortom: alles wat maar branden wil. Een voordeelig en goed „stookrecept” is het volgende: gemengd stoken van eierkolen en cokes, ’s avonds afdekken met wat anthraciet en men kan de kachel des nachts aanhouden. Zoolang er brandstoffen te krijgen zijn, behoeft men bij den Salamander niet in de kou te zitten, terwijl deze kachel bovendien bijzonder zuinig in het gebruik is. (De fabrieksbode, 06/09/1941)
• Ik ruik brandlucht! Ik ben zo bang, dat ze uit wraak bezig is het archief op te stoken in de salamander!’ (Henriette van Eyk: Josefine. 1962)
• Die kolen waren ook bestemd voor de kachel in de zitkamer, een flink, halfrond ding dat net zoals het keukenfornuis van binnen en buiten roetzwart was. Diezelfde kleur hadden ook de kleinere kolenkachels (‘salamanders’) die op de slaapkamers stonden. (De Groene Amsterdammer, 12/01/2023)

5) (1967) (inf.) lichaam.

• sallemander, I. salamander; 2. (pej.) lichaam. Wi jeij iz en pak op ie salIemander èbbe? (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)