Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-04-2021

sado

betekenis & definitie

(1981) (inf.) sadist. Zie ook: sado-maso.

• Ook leuk, zo'n griezel in huis, lekker voor de sado's en maso's! gilt Viviane. (Hugo Raes: Het jarenspel. 1981)
• Hij vertelt van een geval waarbij de klant door de prostituee zo afgetuigd werd, dat hij uit lijfsbehoud door een ruit naar buiten sprong. Daarom is de politieman vol lof over clubs als Doma; weliswaar commercieel, maar voor sado's zonder risico. (Trouw, 29/04/1989)