Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-05-2023

praatbarak

betekenis & definitie

(1955) (Vlaanderen) misprijzende benaming voor het parlement of een plaats waar heel wat afgekletst wordt. Wellicht werd de term gelanceerd door het weekblad Pallieterke. Vgl. Eng. sl.: talking shop. Duits: Papageienzirkus; Quasslament; Plapperment; Gesetzfabrik; Schwatzbude; Juxbude.

• Als hij aan het woord komt in de „praatbarak", dan is het niet om holle bombast te verkopen, wel om een nuchtere en duidelijke uiteenzetting te geven van een ingewikkelde kwestie die hij vooraf tot in de minste bizonderheden bestudeerde, ... (Raymond Brulez: Het mirakel der rozen. 1955)
• Kiezers en gekozenen zijn meer en meer een conglomeraat van onbevoegdheid, egoïsme, gebrek aan verantwoordelijkheidszin. De Kamer is één grote praat- barak geworden die toegankelijk is voor al wie zijn gal wil komen uitspuwen. (Eric Defoort: Charles Maurras en de Action française in België. 1978)
• Het parlement wordt in dit land voortdurend uitgescholden voor 'praatbarak'.... (Herman de Croo in Vrij Nederland, 18/04/1987)
• De algemene vergadering van de VN was er alleen voor het franje, een praatbarak. (Elsevier, 15/02/1992)
• Maar daarnaast bevat dit woordenboek ook namen van typisch Belgische structuren en instellingen (alarmbelprocedure, Arbitragehof, cordon sanitaire, gemeenschap, gewest, opvolger en faciliteitengemeente), politieke (en economische) termen en namen van instellingen die ook in Nederland gebruikelijk zijn (backbencher, coalitie, conjunctuur, Europees parlement, Europese Commissie, inflatie, lobbyen en recessie), informele, eufemistische en sloganachtige Belgische-Nederlandse uitdrukkingen (filibusteren ‘het parlementaire werk vertragen door eindeloos redevoeringen te houden’, foertstem ‘stem voor een niet-traditionele partij uit onvrede met de politieke wereld’, leefloon ‘bestaansminimum’, praatbarak ‘parlement’, een stap terugzetten ‘aftreden’, het gat in de haag (metafoor voor onverdraagzaamheid en verzuring in de maatschappij), de kloof met de burger), Belgisch-Nederlandse bijnamen en metonymische benamingen (Cremlin ‘gemeentehuis van Aalter’ (naar burgemeester Pieter De Crem), Glazen huis ‘gebouw van het Vlaams Parlement’, IJskonijn ‘Karel De Gucht’, (da) joenk ‘Guy Verhofstadt’, loodgieter ‘vooral Jean-Luc Dehaene’, mestkever ‘verkozene van het Vlaams Blok’, Teletubbies ‘de vier belangrijkste sp.a'ers’, Melsenstraat ‘VLD-hoofdkwartier’, Guimardstraat ‘koepel van het Vlaamse katholieke onderwijs’ en Wetstraat ‘de Belgische federale politiek’. (Neerlandia/ Nederlands van Nu. Jaargang 108. 2004)
• Commissievoorzitter Van den Abeelen wil te allen prijze het beeld vermijden dat de hoorzittingen niet veel meer zijn dan het organiseren van een praatbarak. (de Standaard, 25/04/2005)
• Het parlement wordt gezien als een min of meer overbodige praatbarak die een direct en daadkrachtig beleid in de weg staat. (R. Tinnevelt: De stem van het volk. 2007)
• Het maandelijks overleg tussen schepen, politie en studenten heeft soms veel weg van een praatbarak. (de Standaard, 10/12/2009)