Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-09-2023

pooien

betekenis & definitie

1) (16e eeuw) (Barg.) drinken, zuipen; eten.

• Kom alle dag maar pooien; 't Is tegen 't steken van de vlooien. Pooien is veel drinken, al maar meer; zoodat het met zwelgen gelijkstaat. Nathals weet wel op te geven, waar dat goed voor is! (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Pooien, eten. Moeke, schok wat te pooien. Ik moet maar zorgen dat er wat te pooien is, jij brengt geen spie thuis. Zij kon zelf wel haar pooien verdienen. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• En 't was waar, ze stinge er zoo maar om in te graaie, want die Mie had 'r toch d'r hoofd nooit best bij: alle ochende mos 'k een hééle kan citroen voor d'r halen, en die pooide ze maar alleenig heelegaar leeg... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Ik sel je wat fijns te pooie schokke,... mummelde ze. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• Pooien: eten. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914) (Bargoensche woorden in 1892-94 nog te St. Truiden, Bilsen en omstreken in gebruik)
• (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• pooijen Sewel: ‘zuipen’; een afleiding van pooi ‘rivier’, dat is ontleend aan het Romani. Van pooien ‘zuipen’ is pooier ‘souteneur’ afgeleid. (Nicoline van der Sijs in Onze Taal. Jaargang 72. 2003)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (1912) (Barg.) het vak van souteneur uitoefenen.

• Maar het meest verdeed hij zijn tijd bij de hitsige Marie de Baard, beruchte kroeghoudster uit de Looierstraat, die haar rookige gelagkamer beplengde met zakkenrollers-duiten en door wie hij nog gestopt werd. Ze verafschuwden het ‘pooien’ in den Jordaan als een walgelijk bedrijf, een oneerbaar beroep van den diepst-gezonkene. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Nou kon hij ommers pooien van dat Duitsche mokkel, dat hij liet kofferen of op scherp peezen... (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Ook de andere taaibron, het Zigeuners, waaraan zulke populaire woorden als mollen of pooien te danken zijn, is het Argot vrijwel geheel onbekend. (Dr. Marius Valkhoff: Argot en Bargoensch. 1933)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• pooien, souteneurschap: ze verafschuwden het "pooien" in den lordaan als een walgelijk bedrijf, een oneerbaar beroep van de diepst gezonkene, Querido jordaan. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• (Van Dale Modern Bargoens Woordenboek. 2009)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)