Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-03-2023

pis-aller

betekenis & definitie

(19e eeuw) (< Fr.) (euf.) lapmiddel; iets, bij gebrek aan beter; minste van twee kwaden; pispaal, voetveeg.

• Ge moet vooreerst vernemen, dat tante in den laatsten tijd nog al sukkelende is met hare migraine, om welke reden zij altijd boven ontbijt en vrij laat op den dag - gewoonlijk eerst na de koffie, - te voorschijn komt, terwijl ‘ma bonne’ uren achtereen bij haar zit, haar te beklagen, chocolade met haar te slurpen, de nieuwtjes van den dag te vertellen, en dan het een en ander uit allerlei stichtelijke boeken voor te lezen, welke tante, als zij niet op partijen gaan, of visites maken of ontvangen kan, als eene soort van zeer vrome pis-aller schijnt te beschouwen. (Mark Prager Lindo: Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2. 1883)
• Toch zat hij, die gewoonlijk boute-en-train was, zwijgend in hun midden, en staarde droomerig in de verte als op een vast punt. Kwam dat, omdat hij naast Dieuwertje was gezeten, die zelden spraakzaam was, en die hij blijkbaar als pis-aller had genomen? (A.L.G. Bosboom-Toussaint: De Delftsche wonderdokter. Deel 2. 1899)
• Men heeft het Kabinet dus ‘laten zitten’, omdat men zélf geen zin in de zaken had. Als ‘pis aller’ ergo. (De Nieuwe Gids. Jaargang 33. 1918)
• Een soort pis-aller was hij geweest voor haar, het noodwendig tijdelijke van hun verhouding althans scheen haar voortdurend voor oogen gestaan te hebben. (Herman Robbers: Op hooge golven. In: Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 33. 1923)
• Het staatssocialisme is een pis-aller, dat hoe eer hoe liever verdwijne. (P.J. Oud: Honderd jaren. 1946)
• De uitkomstloze liefde van Penthisileia en Achilleus is geen gegeven dat zo maar meegenomen wordt, als pis aller bijna, omdat de mensen nu eenmaal zulke schering wensen. (Paul van Ostaijen: Verzameld werk. Deel 4: proza. 1979)
• Nu heeft men wel gewezen op Leopolds plezier in het beschrijven en evoceren om huns zelfs wil, maar dergelijke ‘verklaringen’ zijn toch niet veel meer dan een pis-aller, een verhulde bekentenis van onmacht. (A.L. Sötemann: Over poetica en poëzie. 1985)