Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-02-2021

pa

betekenis & definitie

1) (1983) (sold. K.M.A. Breda) ouderejaars die als mentor optreed van een eerstejaarskadet of zeun*.

• In ons land, bijvoorbeeld,„adopteren" kadetten ieder jaar een „zeun", een eerstejaars kadet die de ouderejaars zijn „pa" zal gaan noemen. (De Volkskrant, 27/08/1983)
• De opleiding kan beginnen, maar eerst moeten de 'stieren' (nuldejaars) ontgroend worden. "Je wordt continu afgezeken," vat een cadet de initiatieriten van het corps samen. "Je weet niet van voren of je van achteren nog leeft." Het einde van deze 'co-tijd' luidt tevens het begin van een 'pa-zeun', danwel 'ma-duchter' relatie in. Een eerstejaars komt onder de hoede van een mentor van hetzelfde wapen of dienstvak. Een keer in het jaar gaat de familie op kroegentocht en op de 'pa en zeun soiree' viert men in stijl feest. (NRC Handelsblad, 15/04/1989)
• Met pa- zeun-avond nam Remmy mij en zijn andere zeun, mijn“broer” Hans van der Hoog,mee de stad in. (Peter van Uhm: Ik koos het wapen. 2014)

2) (1953) (stud.) mentor, oudejaarscorpslid dat een nieuweling of groen raad geeft.


• Het dopen van het petje geschiedt door de Pa (de ouderejaars) die de „zeun" onder zijn hoede heeft genomen. (Algemeen Handelsblad, 09/05/1953)
• Deze ouderejaarsstudent (pa, patroon) zou de nieuweling verder introduceren in studie en studentenleven. (Eduard Cornelis Klip: Studiebegeleiding aan eerstejaarsstudenten. 1970)
• Ja, waarom ziet een student de PA soms helemaal niet zitten? (Levende talen. 1978)
• De Gereformeerde Studenten Vereniging (GSV) kent geen studieclubs, maar pa's en ma's. ledere student die lid wordt — hij of zij moet vrijgemaakt gereformeerd zijn — kiest een ouderejaars (de pa of ma) die een oogje in het zeil houdt. Die geeft bijvoorbeeld advies en leent boeken uit. (Nieuwsblad van het Noorden, 20/08/1993)

3) (1937) (zeem.) ziekenverpleger. Verkorting van ziekenpa.


• De „ziekenpa" pakt zijn bullen bijeen en stapt in een vletje. Als het vletje zich van de valreep verwijdert, klinkt een stem van boven: Héi, pa, je hep wat vergete!" „Wat dan", roept pa terug. (De Sumatra Post, 09/07/1937)
• Wat de ziekenpa voor een deel van de bemanning is, vertrouwensman, man tegen wie je praten kunt, is de eerste machinist voor de rest, die nog niet zo gauw naar de Pa toelopen. (Het Parool, 05/06/1954)
• De ziekenverpleger werd pa genoemd en de schipper heette kaan. (Onze Taal. Jaargang 60.1991)
• Men spreekt in de dagelijkse omgang niet van een personeelslid van de Logistieke Geneeskundige Dienst, maar van een ziekenverpleger, ziekenpa of kortweg pa. (Onze Taal. 1992)
• De ziekenpa stond bij ons in de kombuis te bamzaaien voor een potje bier, toen ineens een matroos riep: 'Hé Pa, je hebt beet!' (Cees de Vries: Zeemansgraf op de Wildevaart. 2019)