Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-05-2021

ons kent ons

betekenis & definitie

(1901) (sch. of inf.) we kennen mekaar.

• Maar dit boek zal 't u anders uitwijzen. Lees het, ter ere van hem die 't sieraad van mijn geboortestad is.’
Aldus Scriverius.
Doch ons kent ons. (De Beweging. Jaargang 5. 1909)
• ‘Malen, malen, koffiemalen!’ riep buurman Feuerbach lollig binnenkomend, ‘niet per abuis je vergist in de ton?’
‘Ons kent ons,’ knorde de jonge baas, bezig zijn kwasten te bergen. (Jac. van Looy: Jaap. 1923)
• Hij ging, ons-kent-ons, op de rand van m'n praalbed zitten. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• Ons-kent-ons: we weten wat we aan elkaar hebben, we kennen elkaars gewoonten en (on)hebbelijkheden, we hebben elkaar door. (Fred S. Loen: Petjoh. Indisch woordenboek. 1994)
• Hij gebruikt een sigaar voor buiten en een joint voor binnen — voor de ons-kent-ons, voor de broeders uit het café. (Tessa Leuwsha: De Parbo-blues. 2005)
• Ons kent ons, hippe nichten ondereen, de grootste familie zonder bloedband. (Tom Lanoye: Het derde huwelijk. 2006)
• Zoals gezegd: het was een klein wereldje! Maar het moet erg leuk zijn geweest. Een soort van ‘ons kent ons’ van mensen die stoute dingen deden die het daglicht niet helemaal konden verdragen. (F.J.A.M. van der Helm: Vroegâh in Den Haag. Van hoerenmadam tot Maison Krul. 2020)