Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-08-2023

ome Jan

betekenis & definitie

(16e eeuw) (Barg., euf.) het pandjeshuis of de lommerd. Voorbeeld: mijn juwelen zijn bij ome Jan. Vroeger sprak men eufemistisch (want men schaamde zich voor zijn armoede) over 'Jan Oom'. Willem Dirksz. Hooft schreef in 1630: `Wij selle nou beget hongeren moeten lieren, Of brengen tot "Jan Ooms" mantel en deuse klieren.' Er zijn parallellen in andere talen. Vgl. Frans ma tante; Duits mein Onkel (in Oostenrijk Tante Dorothé); Zweeds farbror `vaders broer; oom'; Engels uncle three balls. Engelse bronnen wijzen op de `rijke oom van wie men steeds geschenkjes krijgt', als basis van deze uitdr. De Franse benaming zou onder invloed van het Nederlands of het Engels ontstaan zijn. Eén bron weet te melden dat 'chez ma tante' een schertsende vervrouwelijking is van het in België al eerder gangbare ‘mon oncle’ (in de zin van `geldschieter'). In Antwerpen spreekt men van (de) berg*. Kijk ook onder: Jan* Snotneus.

• 't Is by Ian Oom. Dat wil zeggen, 't Is in den lombaard verzet. Maar waarom heet men eenen Lombaardier Jan Oom? Ik denk dat een vermaard woekeraar met dien naam in de wandeling bekent is geweest. Zo heet men om die reden eenen schacherende waard, Joris in der eeuwigheid, en den scherprechter, meester Hans, dewyl'er veele dus genoemt zyn. Zelf Lombaard is zo geheeten van de Lombaarden, of Langbaarden, die eerst zulke leenbanken opgeregt, en door groven woeker groote rykdommen gewonnen hebben. Hier van was Genua in Lombaardyen vermaart. Maar nu woonen ook wel elders woekeraars. By Jan Oom is Jan Credit dood. Zyn dood word zeer beklaagt van de Borgers, die geen hope hebben van zyn herleven, om dat'er een yzeren kerfstok op zyne kist gelegt is, in de plaats van een sleutel. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel II. 1727)
• Het is toch niet de eerste keer, dat ik goed bij ome Jan gebracht heb! (Herman Heijermans: Kamertjeszonde, 1898)
• Oom Jan = (Amst.) de bank van lening, Fr. ma tante. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Denk eris om die jas van me man, die je naar Oome Jan (de lommerd) heb gebracht! (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was, 1901)
• Iets bij oome Jan brengen: iets gaan verpanden. (Soerabaijasch handelsblad, 24/10/1901) (over kazernetaal)
• Verleje nog had ie d'r gouwe belletjes stiekem bij oome Jan gebrocht. (M.J. Brusse: Boefje. 1903)
• Middags liet ze 't horloge naar oome-jan brengen. (Henri Hartog: Sjofelen. 1904)
• En wat gebeurt... toen mosse we 'm een paar weken later naar Oome Jan brengen en de man keurt 'm en geeft 'r tien guldens op. (Bernard Canter: Kalverstraat. 1904)
• Hij had de goeie schoentjes der kinderen wel bij Oome Jan verpatst, voor zijn dobbeldrift, en Neel's immese blousje naar den uitdrager gebracht voor de daaien; zij had ná den hommeles, weer haar vingers krom-gezwoegd voor nieuwe schoentjes en een nieuwe blouse. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1.1912)
• Geen splintertje mankeering... je ongeluksschoure;... had drie dage frij legie bij Oome Jan. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• Bij ‘Oome Jan’, bang, gejaagd en toch bevend van genot en emotie, veel heviger geroerd door de daad dan hijzelf verwachtte, beleende hij met beklemde stem, de zware gouden ketting. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Haar getob, het toneeltje in de donkere zijstraat, de vuile jongens grabbelend naar de ‘parelen’ van haar oosters kostuum die over straat rolden en die ze luid bewonderden: ‘Jô, die ken je zo naar ome Jan brengen!’ (Willy Corsari: Nummers. 1932)
• Ome Jan: Bank van Lening. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Ze geven royaal en geregeld voor het koperen-stelen-fonds van Ome Jan van Zutphen. (Meyer Sluyser: Voordat hij het vergat. 1973)
• ... als wij roken, eten en drinken opgeven, onze kleren naar Oom Jan brengen en op een bankje in het park slapen, zullen wij het best kunnen uitzingen. (Leonhard Huizinga: Olivier en Adriaan, 1981)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)