Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-08-2021

Willem

betekenis & definitie

1) (1990) (politie) code voor wegslepen. Vgl. Roger* en Wilco*.

• De 'w' van wegslepen werd in het onderlinge taalgebruik uitgerekt tot 'Willem'. Een bon waarbij de auto niet wordt weggesleept is een 'gewone' bon, in het jargon vertaald: 'een bon met een Gerard.' (Leo Van Heijningen: Politietaal. 1990)

2) (1990) (politie) vuurwapengevaarlijk (persoon).

• Een 'Willem' is vuurwapengevaarlijk, de 'w' van de code 'Willem' staat voor 'wapen'. (Leo Van Heijningen: Politietaal. 1990)
• Willem: vuurwapengevaarlijk persoon. (Jan Meulendijks & Bart Schuil: Tien voor taal. 1991)

3) (18e eeuw) (Barg.) een witte -: een witbrood.

• Wittebroodt: witte Willem. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743)
• Willem {een witte—), een wittebrood. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Willem (Een witte -, (barg.), een wittebrood. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)

4) (2017) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. Vgl. Charlie*; Frederik*; Gerrit* enz.

• Veel Limburgse woorden voor ‘penis’ zijn metaforen, gebaseerd op een overeenkomst in de vorm: knuppel, lat, staart, fluit, frietje, trompet, geweer... Sommige varianten verwijzen naar het gebruik van de penis: pisser, plasser, zeiker, dikmaker (je kunt er een vrouw mee zwanger maken). Andere varianten verwijzen naar het grotere geheel waar het een onderdeel van is: mannetje, jongeheer, kerel, heer. Soms volstaat een persoonsnaam: jan, jantje, charel, willem. De vergelijking met een vogel is ook een mogelijkheid. In de Middeleeuwen werd de penis graag vergeleken met een nachtegaal, in Limburg is de piemel in sommige dorpen een mus, vogel, koekoek of papegaai. Weer andere varianten kiezen juist voor maximale vaagheid: ding, dingetje. (NRC Handelsblad, 20/01/2017)