Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-08-2023

naschen, nasjen, nassen

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) eten. Vgl. Duits slang: 'naschen' en Engels slang 'to nosh'. Syn.: kanen*.

• “Ik heb nie van je bord genàscht”, loog Meijer. (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906)
• Naschen, snoepen. (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915)
• Dat wijf liep een hele dag maar te nassen. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• Op vrijdagavond koegel en peren
Wie dat niet nascht kan ‘t ook niet waarderen
Het boek gaat dicht, en met een traan in zijn ogen
Fluistert hij: mazzel en brooche voor de hele misjpooche
Mazzel en brooche voor de hele misjpooche. (Rika Jansen: Amsterdam huilt (waar het eens heeft gelachen). 1964)
• .... want waarom zouden de kleintjes ook niet mee-nassjen in de algemene feestvreugde? (Meyer Sluyser: Amsterdam je hebt een zoute smaak. 1964)
• Nooit kom je eens gezellig bij ons naschen, zoals vroeger. (Jaap Harten: De getatoeëerde Lorelei. 1968)
• Ik wil niet beweren, dat ze 's morgens, 's middags en 's avonds alleen maar kersenbonbons nasjte. (Meyer Sluyser: Voordat hij het vergat. 1973)
• Laten we eerst even gaan nassen. (Ben Borgart: De slakken van Canêt d'Olt. 1973)
• Hij besloot daarom een kokosmakroon te kopen, om lekker op te nassen. (Sybren Pollet: De steen. 1974)
• Gingen die avond 'n flessie zuipen, en nassen en vreten zoveel we lustten... (Ben Borgart: Buiten schot. 1975)
• Een banketbakkerij was heel belangrijk in de Jodenbuurt, meer dan een kroeg, want Amsterdamse Joden "nasjten" zoals men zuipt! (Siegfried E. van Praag: Mokum aan de Amstel. 1976)
• Zullen we sjabbes wat minder nasjen... (Siegfried E. van Praag: Het huisaltaar. 1978)
• Nasjen bij een lawaaie? (Sal Santen: Saartje gebakken botje. 1983)
• 'Lekker nassen,' zei ik hijgend en verlekkerd toen we Zaandam zagen liggen. (Boudewijn Büch: Links. 1986)
• De hele opvoering door moest ik nasjen. (Jos Brink: Laat mij maar schuiven. 1988)
• Wanneer een Amerikaan een restaurant bezoekt zal hij steevast zeggen: ‘Let’s grab a bite’ – nooit zal hij eens flink gaan nassen of bunkeren. (Frans Kellendonk: Het complete werk. 1992)
• Is het te nasjen? (H.P. de Boer: Heks, ik hou van jou. 1996)
• Eten, vreten, voeren, consumeren, bikken, knagen, nassen, voer naar binnen proppen. Dat doen we dus allemaal. (Nieuwe Revu, 14/04/1999)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• Kom mee, we gaan nassen. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• En overal werd ik gewenkt en viel er wat te nasjen. (Heere Heeresma: Een jongen uit plan Zuid. 2005)
• Een dealer loopt net als een bakker of kok dag en nacht te nassen van zijn eigen lekkernijen. (Ad Fransen: Coke. 2005)
• Wanneer een Amerikaan een restaurant bezoekt zal hij steevast zeggen: ‘Let’s grab a bite’ – nooit zal hij eens flink gaan nassen of bunkeren. (Frans Kellendonk: De verhalen. 2007)
• Nou, gaan we nog nassen? (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• Ze maakte nooit ergens een probleem van, hup, wat gefilte fisch op tafel en nasjen maar. (Wanda Reisel: Nacht over Westwoud. 2011)
• ‘Wordt er hier nou gestorven of genasjt?’ vroeg mijn moeder. (Frans Pointl: De laatste kamer. 2013)
• Tristan voelde de zojuist op het Huys verstouwde pasta bolognese in fases omhoogkomen. De beschavers moedigden aan flink te nassen om een fundament te leggen, maar wat je te veel naste kwam er door de mond weer uit, heette het, omdat het door de kont te lang duurde. (Viktor Frölke: Het dispuut. 2017)
• Nassen. Na een avondje flink stappen beginnen de buikjes te knorren, dankzij al dat harde gesport: kampioen shotten en koning van de discotheek. Nu moeten de maagjes weer gevuld worden en nergens kan dat beter dan even flink nassen bij de kebabboer. (https://amsterdamstudentenstad.nl, 03/07/2017)
• Ze zitten lekker te nassen, dus gaat ze tegenover me zitten, op de punt van haar stoel. (Martje van der Brug: Zo doen we dat hier. 2018)
• Nadat het kidoesj, de zegen, was uitgesproken, werd er een slokje van de koosjere rode wijn gedronken. En daarna was het uitgebreid nasjen. (Margalith Kleywegt: Verdriet en boterkoek. Hoe de oorlog is verdwenen. 2021)