Wat is de betekenis van naschen, nasjen, nassen?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

naschen, nasjen, nassen

(1906) (Barg.) eten. Vgl. Duits slang: 'naschen' en Engels slang 'to nosh'. Syn.: kanen*. • “Ik heb nie van je bord genàscht”, loog Meijer. (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906) • Naschen, snoepen. (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915) • Dat wijf liep een h...

Gerelateerde zoekopdrachten