Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-09-2021

likeur de canaille

betekenis & definitie

(1858) (sch.) één van de vele benamingen voor een borrel.

• Een glaasje likeur de canaille. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Een glaasje troost der armen. —Een heete bel.—Een goede bom. —Een boterham met rook vleeschj —Een hart versterk.—Een Sehaepmannetje.—Een glaasje likeur de canaille.—Een glas champagne militair.—Couragwater.—Kraaimanijs.—Een dokter Snelletje.— Een glaasje grijze madera.—Een hapje.—Een propje.—Een tikje.— Een jagertje.—Een rumoerpil.— Een piej)ert.—Een kikkertje.— Kozakkenthee.—Een drogen kraker —Een slaapmuts.—Een opperwachtmeester.—Een pierenverschrikkertje.—Een glaasje volkskanker. — Huzarenthee. — Een glaasje resida.—Een sneeuwbal. (De Volksstem, 06/06/1890)
• Laat iemand uit den gegoeden stand een glaasje klare inschenken, dan bezigt hij schertsenderwijze de uitdrukking een glaasje liqueur de canaille (drank van 't gemeene volk) en dan zit'em de zoogenaamde aardigheid in 't woord likeur, dat oorspronkelijk vloeistof beteekent, doch bij ons van lieverlede de naam geworden is voor alle fijne geestrijke dranken. (De wekker; nieuwe bijdragen voor het onderwijs jrg 49, 1892)
• (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)