Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-11-2020

lawaai maken

betekenis & definitie

(1986) (bridge) zie tweede citaat.

• Terwijl vroeger de partner „one off for a good bridge" was, gaat de maat nu eentje liggen, de breier. Dat laatste wordt door de toernooispeler vandaag de dag nog goed begrepen. Maar iets moeilijker wordt het al met de juiste betekenis van: „Ze zat in het allerhoogste", „doe maar een apie", „een diarree met de billen dicht afscheuren", „een groeisans", „een harem", een jaartal scoren", „lawaai maken", „het licht uitdoen", „naar het net gaan", „olifanten jagen", „'m opengooien", „iemand piepelen", „een piloot", „een piratenlijst", „een platenhuis", „in de rebound", „een stoeldoublet", „een telefoonnummer", „een tramkaartje", „voor een vermogen gaan", „van de weg drukken" of „de wiebeldubbel". (Limburgsch dagblad, 17/10/1986)
• Op een spel vaak en/of hoog bieden. Kan zowel voorkomen in competitieve biedverlopen (waarin getracht wordt met hoge biedingen het bieden van de tegenpartij te verstoren) als in ongestoorde biedverlopen (waarin een speler een sterk spel probeert te omschrijven door veel ‘lawaai’ te maken). (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)