Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-09-2020

kaketoe

betekenis & definitie

(1997) (sch.) (vaak voorafgegaan door ‘opgezette’) naprater.

• 'Vloekers zijn napraters'. En wat mogen de niet-vloekers dan wel zijn? Stompzinnigen, onaangedane dikhuiden, schriele binnenvetters, opgezette kaketoes. (de Groene Amsterdammer, 29/01/1997)