Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-08-2020

Itakker

betekenis & definitie

(1967) (scheldw.) Italiaan. Oorspr. Italiaanse soldaat. Dit (volgens sommigen racistisch) scheldwoord is vooral populair onder vrachtwagenchauffeurs en voetbalsupporters. Wellicht ontleend aan het Duits (meerdere spellingsvormen: Itaker, Itacker, Ithaker, Ittacker; ook wel: Italiker), waar het oorspronkelijk: Italiaanse soldaat of Italiaanse gastarbeider betekende. Tijdens de eerste wereldoorlog was het een scheldwoord bij het Oostenrijkse leger. De oervorm 'Itak' werd gevormd naar analogie van Polak* en Slowak. Vgl. Eng. sl. eyetie.

• De Italiaan is waardeloos, waardeloos, die itakkers! (Armando & Hans Sleutelaar: De SS’ers. 1967)
• Wie discriminatie d.m.v. taal bestudeert behoort itakker te kennen, volgens de Haagse Courant (9-3) het scheldwoord van vrachtautochauffeurs voor Italianen: "Men zegt niet itakker, maar men spuugt het uit." (Onze Taal, april/ mei 1974)
• Aan deze Bolognese is geen Itakker te pas gekomen. (Nieuwe Revu, 13/09/2000)
• Dat was niet naar de zin van een Italiaans officier, die naar ons kwam, toen Kohlmorgen juist weg was, om te reclameren. Hij had voor die twee ander werk. Hij zette zich voor mijn in zijn fijn afgeborsteld uniform, glimmende laarzen en ging tekeer mensen, die dacht dat hij tegen een bond bezig was. Hij brulde dat horen en zien verging en deze jongen riep zo bard terug dat hij ervan schrok. Ik liet me door een Itakker toch niet overdonderen zeker. 't Was in 't Duits te doen met een paar Italiaanse scheidwoorden ertussen door. (Jef Horemans: Es geht voruber. Verhaal op Skynet Blogs, 09/05/2004)