Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-06-2022

instemming

betekenis & definitie

(1989) (stud.) verkiezing als huis- of clubgenoot.

• Je bent [als aankomend eerstejaars te Delft] lijdend voorwerp van een instemming - met z’n veertigen tegelijk bedelen om één kamer - op Staalbouw, Gimmeshelter of een andere studentenflat. En als je met veel geluk bent ingestemd op de Krakeelhof, bestaat er een kans dat jouw kamer op het eiland ligt. (Delta 17/08/1989)