Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-03-2024

iemand de oren wassen

betekenis & definitie

1) (1986) (sp.) een tegenstander verpletterend verslaan. Syn.: afdrogen*; inmaken*.

• Naaste rivaal Archipel heeft het zondag geweten. Oprollen noemt men zoiets in sportjargon (1-5), afdrogen (2-9), de oren wassen (3-12). (Leeuwarder Courant, 25/01/1986)

2) (1984) (Vlaanderen, euf.) iemand berispen, een standje geven.

• Berispen: Iemand zijn soep uitscheppen, zijn zaad geven, zijn eieren geven, zijn bolle wassen, zijn pap boteren, zijn oren wassen, zijn broek opbinden, zijn broek aftrekken, zijn(e) fret geven, een handschoen passen… (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)