Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-12-2022

zaad

betekenis & definitie

1) (1990) (jeugd) (als voorvoegsel) slecht; klote; waardeloos. Bijv. zaadfilm, zaadmuziek. ‘Zaadje’ of ‘zaatje’ voor sukkel of zwakkeling is al minstens een decennium ouder (zie aldaar).

• Zaadmuziek: rotmuziek: 'kan die zaadmuziek effe af?' (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991)
• (Marnix en Marjan van Lichtenvoorde: Nieuwe woorden. 1993)
• Sport7 heeft een sublicentie voor de Champions League, maar de UEFA heeft daar een veto over uitgesproken, vandaar ballroomdancing, die zaadfilm en wat belegen Europa-Cupvoetbal. (Algemeen Dagblad, 13/09/1996)
• Vreselijke zaadfilm...Zelfs Téa Leoni, die bij mij heel wat potten kan breken, kan deze rotzooi niet redden. (reactie op website www. filmtotaal.nl. 21/10/2002)
• Ik weet dat mijn broer veel overdrijft, dus ging ik op zoek naar mogelijke momenten waarop mijn broer de film uitgezet had kunnen hebben. Na 94 momenten ben ik er mee opgehouden. Wat een ontzettende zaadfilm!!! (http://films.van-leeuwen.info, 28/06/2003)
• Zoiets doe je niet. Tenzij het een Duitse SS’er betreft. En toevallig de Tweede Wereldoorlog gaande is. Maar die situatie kom je zelden tegen. Ja, toen ze die bordkartonnen Zwartboek-narigheid opnamen. Wat een zaadfilm. Triest dat zo’n film voortdurend bekroond wordt. (Nieuwe Revu, 27/02/2008)
• Jongerentaal uit 1990. Zaad (waardeloos). (Wim Daniëls: Brugboekie. 2010)
• Zaad. (Utrecht) Waardeloos. (Elsevier, 09/02/2013, over studententaal)
• De studententaal verschilt per studentenstad. Volgens de Groningers wordt vooral in Amsterdam en Leiden veel meer gebrald dan in het Noorden. Waszink kent de rivaliteit: "Binnen de grote groep ontstaan weer subculturen met ieder hun eigen specifieke taalgebruik. In Leiden noemen ze proleten 'de arren'. Van arbeiders. In Utrecht is het 'zaad' als je iets waardeloos vindt. In Groningen is 'een Henk' een idioot." (Dagblad van het Noorden, 10/08/2013)

2) (19e eeuw) (Vlaanderen, Barg.) geld. 'Zaad in het bakje hebben': geld hebben.

• Om alles op zijn pleuen te brengen, zoede heur wel een cadeautje koopen, maar, er es geen zaad in 't baksken, toch, om uw eere le kavelen, trekteert gij uw heilig sacrament 's zondags meê 'n talloorke paling of een mussche hespe in de Vleurmuis, en... alles esjusl! (Lodewijk De Vriese: Gentsche Spreekwoorden en Spreekwijzen. 1907)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Zaad. (Alleen in het enkelvoud).
Geen zaad in ’t bakske: met lege beurs zitten.
Een zaadjesteller: een duitenkliever.
Er moet zaad op tafel komen: er moet geld gewonnen worden. (Oostvlaamsche Zanten. Mededelingen van de bond der Oostvlaamse folkloristen, september-december 1950)
• Zaad. zie VD: (Bargoens) geld. Vandaar: daar is geen zaad meer in 't bakje. Nota: Volgens A. Meulemans ('Hoe zei men dat weleer in het Leuvens ?') bestond er in de Middeleeuwen een muntstukje, dat men 'zaad' noemde. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

3) (2006) (stud.) uitroep zoals t(s)jakka*.

• Zaad: beetje klote; shit: 'Zaad, de ijsjes zijn op’. (Prisma miniwoordenboek 'Drop your lyrics'. 2006)
• Zaad; het heilige witte vocht, ook als kreet vergelijkbaar met "Tjakka! (https://yoo.rs/studententaal-by-lissa, 27/08/2015)

4) (1950) (Gent, sch.) afstammelingen.

• Zaad. Afstammelingen: wat zegt ge van mijn —?, scherts, wat zegt ge van mijn kinders? (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)