Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-05-2020

iemand de broek afdoen

betekenis & definitie

(1993) (Vlaanderen, inf.) iemand aftroeven; beter presteren dan een ander.

• De broek afdoen op alle terrein: iets beter kunnen, voorbijstreven (bijv. de Chinezen doen ons de broek af op alle terrein: Japanners zijn op ieder vlak beter dan ons. (Claire van Putten: Antwerps zakwoordenboek. 1993)
• Je zag het kartel Verhofstadt de broek afdoen, de sfeer sloeg helemaal om. (Marc Van De Looverbosch: De wissel van de macht. 2016)