(17e eeuw) (euf. bij Gods heilige wil) bastaardvloek; uitroep van verbazing of schrik. Reeds in het werk van Bredero: "Gants sacker wil'gen! dat mach niet deur."
• Eene menigte voorbeelden van populaire woordspelingen leveren ons de zoogenaamde ‘bastaardvloeken’, zooals in het Mnl. goy of by goy (= bij God), seker (en in de 17e en 18e eeuw seper = sacre), keren (= kerst, d.i. Christus), wetecree of wetekey (= dat wete Kerst), hulpe longeren (= help, longen) en longeren dermen; wajen (= Wat Jezus!), by gans bieren (= bij Gods nieren), in de 17e en 18e eeuw beget (= bij God), gans bloed (= Gods bloed), gans bloemerherten (= Gods bloedend hart), gans wonden of honden (= Gods wonden), gans doot (= Gods dood), gans lijden, gans kruis, gans lichters, gans velten, gans elemalementen of velementen (= Gods elementen), gans vijfmenten, gans sackerventen (= Gods sacrementen), gans sacker sinnen (= Gods sacre sang), gans sacker willigen (= Gods sacre wil), gans sacker koek en vijgen, gans suycker elekaarten (= Gods sacre heilige quarten), selleweken of gans elleweken (= Gods heilige weken), gans sakkerlysjes (= Gods sacre calice), pots longeren (= Gods longen), seldrement (= sacrement), zeven zakken met krenten (= zeven sacrementen), en nog heden: gut of grut (= God), wel gomp alle moppen (= wel God almachtig!), pot vol blommen (= God verdomme), jandomme (= God doem me), jandorie (= Gods glorie), heer in Den Haag (= Heer in den Hemel), sapperdekriek (= sacre Christ), jemenie of jerum (= Jezus Maria), duivekater (ook een soort broodje = duivelskater), blikslagers of blikkisch (= bliksemsch), enz. (Jan te Winkel: Geschiedenis der Nederlandsche taal. 1901)
• Ganssakkerwilgen: een knetterende vloek uit de 17e eeuw. In feite gaat het hier om een transformatie van 'Gods heilige ('sacre' in het Frans) wil'. (het Vrije Volk, 30/10/1989)