Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-11-2021

flexitariër

betekenis & definitie

(2007) (< Eng. flexitarian) vegetariër die soms vlees eet. De oorspr. Engelse term werd in 2003 door de Amerikaanse Dialect Society gekozen als het handigste nieuwe woord van dat jaar. Het woord werd bedacht door diëtiste Dawn Jackson Blatner.

• Als flexitariër eet je één of meer dere dagen per week geen vlees. (Provinciale Zeeuwse courant, 09/11/2011)
• Van carnivoor naar flexitariër – Het supermarktstappenplan. (Marie Claire van den Berg: Groen doen. 2012)
• Het kabinet adviseert Nederlanders om minder vlees te eten. Ze kunnen beter “flexitariër” worden, stelt het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Dat betekent dat ze rollades, gehaktballen en andere vleesproducten een paar dagen in de week aan hun neus voorbij zouden moeten laten gaan. (Rob Hoogland: De grote Hoogland. 2015)
• Flexitariër/vleesminderaar: eet alles, alleen minder. Minder dan wat? is dan de vraag. (Floris van den Berg: De vrolijke veganist. 2017)
• Als ik kijk op de website van de Vereniging voor Nederlandstalige Terminologie staat er: Flexitariërs zijn mensen die overwegend vegetarisch eten, maar af en toe ook een stukje vlees lusten. (Robert Bridgeman: Stoppen met vlees. 2018)
• Een paar jaar geleden proestte een vriend die al dertig jaar geen vlees eet het uit toen ik het waagde mezelf flexitariër te noemen. (Art Rooijakkers: De eeuw van mijn dochters. 2020)