Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-06-2020

dynamiet

betekenis & definitie

1) (1970+) (wielr.) stimulerende middelen, doping*, met name cocaïne: 'op dynamiet rijden'. In het Franse wielerargot: 'marcher à la dynamite': doping gebruiken. Charly Gaul slikte een hele apotheek aan pillen en werd destijds in het peloton 'Charly-la-dynamite' genoemd.

• 'En pillen? Wil je de pillen zien?'
Ze laten mij elk drie doosjes zien.
'Bref,' zegt Francis. 'Wij rijden op dynamiet.' (Jan Cornand: Gouden Lucien Buysse. 1976)
• Ik had dus evengoed kunnen winnen zonder dat 'dynamiet in mijn zakken.' (Herman Laitem: 100 jaar wielrennen in Limburg. 1994)
• Doping, toen al Doping is van alle tijden, zeker in het wielrennen. Die jongens gooiden van alles achterover. 'We rijden puur op dynamiet', zegt een van de gebroeders Pélissier tegen Londres. (de Volkskrant, 07/07/2006)
• Ik had vroeger al een reputatie als de Poulidor der schrijvers, nu dreigde ik helemaal als een strijkijzer te worden bestempeld. Beschikte ik nu maar over wat dynamiet of een vitessepil. (Willy Martin & Marcel Thelen: Vak-taal. Van Achterhand tot Zwavelgeel elfenbankje. 2017)

2) (1997) (voetb.) speler met een uitzonderlijk hard schot.

• (Arno Kantelberg: Voetbaltaal. 1997)